donderdag 19 juni 2008

van steegje naar podium

Het leven in een vreemde stad biedt tal van kleine verbazingen en ergernisjes. Ik ben er zelf ook sterk in mezelf ergernisjes te bezorgen, overigens. Zo was ik het portemonneetje met daarin mijn studentenpas en sportschoolkaart kwijtgeraakt. Na twee weken van moeizame onderhandelingen met bewakers (ik woon hier echt, ik studeer hier echt, ik wil heel graag sporten) en tevergeefse hoop dat het ding plots weer uit de lucht zou vallen, vervoegde ik me in het kantoortje van de gym voor een nieuw pasje. Het kantoortje was eigenlijk al dicht, maar toch nog open, en de dame meldde me dat een nieuw pasje 50 shekel kostte. En of ik wel goed had gezocht. Ja, zei ik, twee weken lang. Dat, in combintie met mijn betrouwbare voorkomen dat me in dergelijke gevallen zoveel gemak bezorgt, overtuigde haar, en met een lichte zucht zette ze zich achter de computer. Mijn studentnummer? Wist ik niet, want studentenpas ook kwijt. Zucht. Naam? Janneke Stegeman. Ze keek me twijfelend aan. Nog een keer? Langdurig zoekwerk. Nee, ik stond niet in de computer. Intussen had ik op een vodje papier toch mijn studentnummer gevonden. Zij voerde dat terstond in, bestudeerde het scherm en zei: 'Dat is niet jouw naam! Jij heet Djannek Ztegmen!' Fair enough, dacht ik, nam de nieuwe kaart in ontvangst, betalen hoefde niet, en ging op zoek naar een vrije loopband.
Bij het tentamen Hebreeuws (waar je je moet legitimeren, zodat we geen Israeli op onze plaats kunnen zetten om al die vermoeiende vormpjes in te vullen) deed zich een vergelijkbare situatie voor. Geen Stegeman op de lijst. Toch wel, zei ik, en wees op mijn naam op. Nee, zei ze, dat is Zteedjmen. Feike lgaf laatst een mooie typologie van mij als steegbewoner- dit is een mooie promotie: van steeg naar podium.
Tot slot: op een ochtend om kwart voor acht 's ochtends ging de bel. Concierges, drie in getal, stonden op de stoep. De eerste met een vodje papier, de tweede met een kwast, de derde met een emmer verf. Uit het weinige dat ze zeiden (twee van hen waren Aziaten en spraken beperkt Hebreeuws, de derde mummelde) maakte ik op dat ze voornemens waren iets te doen met de barsten in de muur. Die barsten schijnen aanleiding tot zorg te zijn. Het gebouw is een jaar geleden opgeleverd, en nu al overal barsten. Maar deze Willem-met-de-waterpomptang c.s. scheen een oplossing te hebben. 's Middags bij thuiskomst bleek dat zij netjes alle barsten hadden overgeschilderd, een paar tinten donkerder dan het oorspronkelijke wit. En blijkbaar hadden ze sigaretjes gerookt op mijn kamer, waar het stonk. Weer een dag later zag hen gedrieen in vakantie-stand in het leegstaande appartement naast ons zitten, sigaretjes rokend. Tien minuten later ging de bel. Ze wilden het nog eens overschilderen. Beroechim ha' baiem, ga je gang, leef je uit. Ik zocht mijn toevlucht in mijn kamer, sloot de deur en zette Zijlstra op.

Geen opmerkingen: