zaterdag 26 juli 2008

Yanoun

Ik was in Yanoun. Een dorpje van niets, 15 families (waarbij aangetekend moet worden dat de twee broers en de zus van de twee ongetrouwd gebleven dames in het huis naast ons getrouwd zijn met twee zussen en een broer van een ander gezin, en ook allemaal in het dorp wonen). ‘Ons’ huis is het International House, één van de plekken waar Ecumenical Accompaneers proberen de Westbank leefbaar te houden. Het EA-team is in Jeruzalem en Matt en ik nemen drie dagen hun taken waar. De EA’ers zijn er sinds de dorpsbewoners vanwege settlerdreiging een tijd het dorp hadden verlaten. Hoofdtaak: laten zien dat je er bent, met je Westerse voorkomen. De andere deelnemers in het presentie-spel zijn de settlers die wonen in outposts van het settlement Itamar op de heuvels rond Yanoun en de soldaten die vanwege die settlers hier een post hebben. De soldaten maken dagelijks rond het middaguur een tochtje door het dorp. Soms stoppen ze voor koffie onder de boom van Yassir en Wasfiye, inderdaad het mooiste plekje in het dorp met uitzicht over het dal en altijd een koele bries. De kolonisten komen meestal op vrijdag of zaterdag de heuvels af, in volle wapenrusting, nemen een duik in de dorpsbron en lopen door de velden van de dorpsbewoners, die dan bang zijn en binnen blijven (zie www.shechem.org/itamar voor de koloniale blik op de kwestie).
Matt en ik draaien een middag mee in het boerenbedrijfje van Yassir en Wasfiye. Het is de tijd van de amandeloogst. Rond half zes is het koel genoeg om aan de slag te gaan. We spreiden een net onder de boom, waar we vervolgens met stokken op in slaan. Alleszins leuk werk. Koppige amandelen, die zoals ik nu ontdek familie zijn van de abrikoos, alleen is hier de noot binnenin de pit het meest in trek, en niet de vrucht, plukken we met de hand. Dan is het tijd om de schapen en geiten te melken. Met vaardige hand klaar Wasfiye dat klusje, dat naar ik ontdek niet zo simpel is als het eruit ziet. Matt slaagt er in een goeie straal melk te produceren, maar mist de emmer. De schapen hebben hun nachtverblijf in een grot waar de broers van Yassir (getrouwd met de zussen van Wasfiye) nog geboren zijn. Inmiddels is het donker en keren we terug naar huis, zetten ons in een kring en beginnen de amandelen te ontdoen van de vrucht. De pit wordt gedroogd en daarna stuk gehakt om de amandel vrij te laten. Schillen gaan naar de schapen, pit
wordt ’s winters gebruikt voor het vuur. Ondertussen maakt Wasfiye kaas. Nooit geweten dat dat zo snel kan. Als we die avond naar huis gaan, krijgen we verse feta mee. Tegen tienen is er eten- het is volkomen vanzelfsprekend dat wij mee-eten. Alles vers en lokaal: plat, rond brood, eieren, gefrituurde kaas, een heet mengsel met pepers en amandelen, natuurlijk olijfolie en za’atar. Tamelijk moe en zeer voldaan nemen Matt en ik afscheid. Voor Wasifye zit de dag er nog niet op: vanavond kneedt ze het deeg voor het brood dat ze de volgende ochtend rond half zes, voorafgaand aan de volgende ronde melken en kaas maken, zal bakken.
Andermaal een Westbank-ervaring. Over wat dat nou in de praktijk betekent, settlements en checkpoints. Het betekent bijvoorbeeld dat dit gezin zich de benen uit het lijf loopt, zonder dat dat per sé veel oplevert. Iedereen in het dorp produceert kaas, eieren, olijven, het pepermengsel en zeep. Dus ze zullen het elders moeten slijten. Bijna niemand heeft een vergunning om met de auto naar Nablus te gaan. Bovendien is de route naar Nablus vanwege het settlement en inclusief roadblocks veel langer. Soms verkoopt Yassir wat in Aqraba, een groter dorp vijf kilometer verderop. Soms neemt een bekende wat mee naar Jordanie. En de EA’ers en hun gasten eten zoveel kaas en olijven als ze kunnen.
EA’ers c.s. zorgen ervoor dat het net uit te houden blijft. Gelukkig, zonder meer. Maar wat gebeurt er op de langere termijn?

zondag 13 juli 2008

zomermoeheid

Het is juli en de universiteit draait nog op volle toeren. Van oktober tot januari staakten de docenten, zodat het jaar pas eind januari, precies toen ik landde, van start ging. Dat begint nu z'n tol te eisen. Studenten zijn het wel zo'n beetje zat, die zijn hier gewend aan een riante zomerstop van eind juni tot eind oktober. Een even aangename als verstandige regeling, als je het mij vraagt. De zomer gebiedt het lijf en het hoofd om rustig aan te doen. Dus braaf komt een ieder naar de Scopusberg, maar naar het zich laat aan zien voornamelijk om luie middagen op de nog steeds groene grasvelden door te brengen, of icecoffees te lurken in de koffietentjes.

De groentenkraampjes in de stad zijn gevuld met heerlijke watermeloenen en ongelooflijke perzikken en de heerlijkste vijgen ooit. Er zijn film-, muziek-, fotografietentoonstellingen gaande. Groepjes toeristen met hun gidsen in de stad. Anders dan ik had verwacht is Jeruzalem in de zomer geen dorre stoffige boel. Dankzij aanhoudende zorg van tuinmannen bloeit er nog van alles (bij gebrek aan botanische kennis kan ik niet veel specifieker zijn). En anders dan in Tel Aviv en Galilea, om over de woestijn nog maar te zwijgen, is de temperatuur hier draaglijk. De zon is heet, maar in de schaduw is het zeer aangenaam. Ik ben in de stemming om rustig aan te doen, her en der wat plekken te zoeken waar ik wat te doen heb, en wat mensen te ontmoeten die van nut kunnen zijn voor mijn onderzoek. En tussendoor graag veel plekken in de schaduw, cafeetjes, en 's avonds een terras in de wind. Mijn calvinistische natuur staat me dat soms nog toe ook.

zaterdag 12 juli 2008

checkpoints

Zou je daar nou ooit aan wennen, als je iedere dag door een checkpoint moet? Vandaag stond ik met nog zo'n vijftig mensen in de rij bij Qalandia checkpoint, bij Ramallah. Mensen stonden te kletsen, te staren, te bellen, een beetje zoals in een Nederlandse forenzentrein. En ik stelde me voor hoe de gesprekken gingen: Dag schat, waar ben je nu? In plaats van 'in de file' is het antwoord: Sta nog in de rij bij het checkpoint. Kan nog wel even duren. Of: Lieverd, het wordt wat later vandaag. [...] Ja, sorry. Chagrijnige soldaten vandaag.

Toen ik laatst op donderdagmiddag, bij aanvang van het weekend, een busje nam richting Bethlehem, zat dat vol tanige zongebruinde mannen met kefiyyeh's rond hun hoofd. Bij het checkpoint springen ze er allemaal uit en sprinten naar de ingang, om er evengoed op aan te dringen dat een oudere dame en ik voor zouden gaan. Ik vermoed dat ze uitgeput zijn, deze mannen. De eersten (gelukkig in zekere zin, namelijk in het bezit van een werkvergunning) melden zich rond één uur 's nachts. Sommigen reizen vanuit Hebron- een luttel aantal kilometers, maar enige checkpoints en dus uren verder- daar naar toe, en sommigen werken ergens in het noorden, en hebben nog een flinke reis voor de boeg.
Afgelopen week was ik met Nederlands bezoek, Emanuele en Angel van het Lioba-klooster, op weg naar Bethlehem. Dit keer was de sfeer gespannen bij het checkpoint. Er stond een aardige club mannen te wachten, busjes voerden constant nieuwe aan, en slechts mondjesmaat werd iemand doorgelaten. Er was om onduidelijke redenen maar één van de poortjes open. Soldaten schreeuwen Hebreeuwse bevelen. De mannen begonnen te schreeuwen en te duwen, en wij voelden ons in toenemende mate ongemakkelijk.

In Qalandia is om dergelijke redenen een aanpassing doorgevoerd. Voor de ijzeren draaihekken die naar de controlerende soldaten achter kogelvrij glas voeren is een ijzeren kooiconstructies gebouwd die de wachtenden dwingt keurige, zij het claustrofobische, rijen te vormen. Het voorkomt dat bij grote drukte mensen elkaar verdringen. Het is een verbetering, zeggen veel mensen. Nu, ik kan wel andere innovaties bedenken.
Gisteravond kwam ik met een groepje vrienden terug uit Bir Zeit, een schilderachtig dorpje bij Ramallah waar deze week een cultureel festival is. Opgetogen vanwege sprookjesachtige oud-muziek bereikten we Qalandia. Druk was het niet, maar de dienstdoende soldaat had zijn dag niet. Een vader met twee goedlachse dochtertjes ging ons voor. Om onduidelijke redenen moesten ze keer op keer moesten ze door de detectiepoort. De meisjes bleven lachen. De vader en de soldaat niet. Oud-muziek was nergens meer hoorbaar.

zondag 6 juli 2008

wonen op de Olijfberg

De Olijfberg, die niet bekend staat als een buurt om 's avonds in je eentje rond te lopen, stelt de fietser voor uitdagingen. Ten eerste gaat het, zoals gezegd, tamelijk steil omhoog. En bovendien zijn de regels van 'haram' hier strikter dan in het Oost Jeruzalemse Sjeik Sharrach waar ik tot voor kort doorheen snelde. Een fiets is in de hele stad een tamelijke zeldzaamheid, een dame op een fiets is dat zeker. Maar tolereerbaar (tenzij ze een rok aan heeft, wat op andere moment juist een pluspunt is). Hier weet ik het niet zo zeker. Gister ging ik om een boodschap en voelde me niet zo frank en vrij als meestal op de fiets. Ik parkeerde naast de bakker, en toen ik met een brood naar buiten kwam, stonden er vier magere knaapjes rond mijn rijwiel die een vijfde aanwezen als boeman en zichzelf opwierpen als beschermheren. Daar kon wel een shekel tegenover staan, vonden ze. Ik vond van niet. Die shekel wil ik ze wel geven, maar de gang van zaken stond me niet aan. Sraks kan ik voor van alles en nog wat protectiegeld gaan betalen..

Voor het overige is het een zeer aangename plek, zeker binnen de muren van het Lutherse terrein. Er waait permanent een lekker windje, op de oosthelling groeien heerlijk ruikende dennebomen (olijfbomen zijn er ook in overvloed, vooral aan de andere kant van de berg). Ik begin de gewoonte te ontwikkelen daar 's ochtends voor het ontbijt heen te lopen, om te genieten van het uitzicht (op de dorpjes ten oosten van Jeruzalem, de Judeese woestijn en de muur die hier half afgebouwd is, in afwachting van de beslissing aan welke zijde settlement Maale Adumim en wijde omtrek komt te liggen) en een enkel Taizélied te zingen.

De overheersende bouwstijl is Duits, wat uit het oogpunt van klimaatbeheersing niet zo gunstig is, maar mij wel een permanent vakantiegevoel oplevert. Het gezin Stegeman trok iedere zomer naar een ander vakantiehuisje in Sauerland of Schwarzwald die qua inrichting en geur sterk deden denken aan dit gasthuis.

En ik geniet ervan weer in een gemeenschap te wonen! Tot volgende week woont Iris hier ook, wat me een vertrouwd gevoel geeft en veel gezelligheid oplevert, en daarnaast loopt hier een leuke verzameling excentrieke internationals rond (een Duitser die zich bezighoudt met Wastemanagment, wat ik geweldig en hilarisch vindt, een Australier die zichzelf omschrijft als 'a parasite on human misery' en zich voornamelijk in poetische volzinnen uitlaat).

zaterdag 5 juli 2008

andermaal Zebabdeh


Ik was in weer in Zebabdeh ('Roomboterdorp', een naam die past bij mijn ervaringen van leuke ontmoetingen en schaduwrijke plekken waar koffie en allerlei heerlijkheden worden geserveerd, voor de inwoners is het dorp net zo mooi, maar ook een plek van werkloosheid, ingesloten door checkpoints ) dit weekend. Harry en ik gingen met pastor Fadi overleggen over het community center dat gebouwd gaat worden in het dorp, zo hopen wij (het project moet een samenwerking worden tussen Tabitha Ministries-waarvan ik deel uitmaak- en de Anglicaanse kerk). Sheena, een Schotse dame die al twintig jaar regelmatig deze kant op komt om met getraumatiseerde kinderen in vluchtelingenkampen te werken, ging ook mee. Wij dames werden ondergebracht bij een gastgezin met vijf erg leuke kinderen in een niet al te groot huis met zeer beperkte waterdruk. Maar erg knus en erg gastvrij. Sheena en ik deelden een smal tweepersoons bed, en zij vertrouwde me giebelend toe dat het lang geleden was dat ze met iemand het bed had gedeeld. Ik op mijn beurt moest even nadenken toen ik 's ochtends wakker werd, mijn ogen opsloeg en in haar lieve oude(re) damesgezicht keek (ik mocht haar leeftijd alleen schatten, en een veiligheidsmarge in acht nemend schatte ik 72).



Te gast in Zebabdeh waren ook twee EAPPI-groepen (Ecumenical Accompaniment Program) uit dorpjes in het noorden van de westbank, opgericht op verzoek van de lokale kerken. Zebabdeh geniet enige bekendheid als enige christelijke plaats in het noorden van de Westbank (70% is christelijk). En de energieke en hartelijke priester Fadi en zijn vrouw Ruba maken een bezoek nog meer de moeite waard. De 'ecumenical accompaniers' wonen voor een periode van drie maanden in verschillende plaatsen in de Westbank, nemen deel aan het locale leven, zijn aanwezig bij checkpoints en proberen met de inwoners te zoeken naar een rechtvaardige vrede.




Met de EA'ers kreeg ik 's ochtends een rondleiding door Zebabdeh. Eindelijk (tijdens de twee eerdere bezoeken was het zover niet gekomen) zag ik het stuk land (zie foto, met EA'er Aniko op voorgrond) waar inshallah het centrum zal verrijzen. Het ligt aan de rand van het dorp, biedt een prachtig uitzicht op de heuvels. Onze gids Badjiet, die theologie studeert in Beiroet, bood ons een ontbijt aan in zijn huis. Daarop volgden prachtige onderhandelingen met de meerendeels Europese EA'ers die zich ongemakkelijk voelden onder deze gulheid. Als we nou eerst ergens ontbijten, en dan bij jou thee drinken? Zoals jullie willen, zei Badjiet, maar werkelijk, wees welkom. Als wij nou boodschappen doen voor het ontbijt, en het bij jou opeten? Badjiet sloeg zijn ogen ten hemel. Nee, dat kan echt niet. Even later zaten we onder de wijnranken in de schaduw, terwijl Badjiet en zijn familie inkopen deden, eieren bakten, feta, fruit, pita's, lebaneh uitstalden. Tijdens het ontbijt (dat mijn tweede was, aangezien ook mijn gastgezin de kunst der gastvrijheid verstond) spraken we over theologie, de verhouding tussen christenen en moslims in Zebabdeh. Die gaan hun eigen gang, zo bleek, een relatie bijvoorbeeld tussen een moslim en een christen is ondenkbaar.


De EA'ers vertelden over hun werk. De ene groep zit in Yanoun, waar de inwoners te maken hebben met gewelddadige settlers, de andere in Jayyous, een boerendorpje waarvan de inwoners dagelijks door checkpoints moeten om hun grond te bereiken. Ik vond het leuke, gedreven types en sta erg sympathiek tegenover hun werk. Het aantal Nederlanders in het program is meestal zeer laag tot nihil. Wat volgens mij jammer is. Dus, bekijk de website, zegt het voort! Ik ga eerdaags een kijkje nemen in Yanoun. Zal jullie daarover vertellen.

woensdag 2 juli 2008

aanslag op Jaffastreet

Zojuist kwam ik terug van de bank in Jaffastreet- was daar heen gegaan om geld te halen nu mijn pinpas geblokkeerd is (lang verhaal, portemonnee niet gestolen, maar dacht dat wel voor een week lang, tot een vriendin het ding ontdekte ik het handschoenenvakje van haar auto), en met het nieuwe geld was ik nog even gaan winkelen in Ben Yehoeda. Rond kwart voor twaalf stak ik Jaffaroad over -waar de gebruikelijke drukte van winkelend publiek en heerste- misschien iets getemperd vanwege de hitte- fietste huiswaarts richting Oost Jeruzalem, en kwam erachter dat de Olijfberg vele malen steiler is dan Mount Scopus. Bij de lunch, nadat ik me had opgefrist, meldde een Japanse guesthouse-genoot dat er een aanslag was gepleegd in Jaffastreet. T.v. aan. Inderdaad: een inwoner van Oost Jeruzalem in een bulldozer heeft auto's en een bus geramd. Eerst is er sprake van twee doden, later vier, en veel gewonden. Afschuwelijk. En wat raar. Ik herken de straat die de t.v. me toont, bovendien ben ik net een paar honderd meter zuidelijker aan het winkelen geweest, en toch lijkt het een vreemde plek, ver weg. Het maakt me bedroefd, en geeft me een hopeloos gevoel. Geen mooie dag in Jeruzalem.

dinsdag 1 juli 2008

verhuizing

Van Har ha'Tzofiem naar de Olijfberg is nou niet echt een heel end. In feite is het één en dezelfde heuvelrug, die de stad aan de noordoostkant omsluit. Maar 't zou me toch wat zweetdruppels kosten, zou ik mezelf en mijn spullen per fiets moeten verhuizen (waar komen al die spullen trouwens vandaan? vroeg ik mezelf af tijdens het pakken). Dus had ik een vriendin met auto gevraagd, en voor de veiligheid ook nog een vriend- zo ver ben ik dan inmiddels al wel in de lokale cultuur doorgedrongen. Maar ze lieten het allebei afweten, en daar had ik niet op gerekend. Het zal aan mijn Nederlandse communicatiestijl liggen. Ik begin bijvoorbeeld te vermoeden dat de opmerking 'don't worry' een afkorting is. Voor: ik zou graag willen zeggen 'don't worry', maar de werkelijkheid laat dat niet toe, echt, ik kan wel van alles beloven, maar zie in deze zaak geen mogelijkheid iets voor je te betekenen.' Dat zou verklaren waarom onze vriend de autoverhuurder met de kleinste auto ooit aankwam, en ook waarom mijn spullen in het oude appartement zijn, en ik hier. Of zou 'don't worry' betekenen dat wat ik zie als zorg meestal wel opgelost wordt? Zoals nu. Zojuist liep hier een arts binnen, die in het bezit is van een auto, vast een grote, zoals dat hoort bij artsen (op het terrein van Augusta Victoria zoals het hier heet is ook een ziekenhuis) en die bood aan me morgen te helpen. Althans, dat heb ik begrepen. We wachten af.