dinsdag 26 februari 2008


Hilltop Youth

Er stond een bericht in Ha'Aretz dit weekend (helaas, Engelse versie- ik heb Rama Beth vorige week met succes afgerond, ben dus weer een stapje verder: Gimel, maar de krant is nog vele stappen te ver) waarover ik me verbaasde en opwond. Het ging over het verschijnsel 'Hilltop Youth', en twee representanten werden geinterviewd. Ze waren het overigens niet eens met de categorisering, die slaat op jongeren die het vrije leven zoeken op heuveltoppen aan gene zijde van de Groene Lijn. Dat is de oude wapenstilstandlijn tussen Jordanie en Israel die min of meer fungeert als grens. Wie daar woont, woont in een nederzetting, of ' settlement', en daarvan zijn er vele, en vele ervan groeien. Naar mijn mening een probleem. Mocht er ooit een Palestijnse staat komen, dan zal die bespikkeld zijn met Israelische nederzettingen en doorsneden door verbindende wegen. Het artikel gaf me inzicht dat veel mensen die daar wonen zich helemaal niet bezig houden met politiek. In de nederzetting van het stel is water en elektriciteit, en Bezeq verzorgt keurig de telefoonlijn (voorzover zij bij Bezeq dat ooit keurig doen). Er wonen ongeveer 15 mensen, bewaakt door 4 soldaten. Zij voelen zich er vrij, genieten vah het uitzicht, wonen goedkoop, leefden een eenvoudig, prettig en zoveel mogelijk biologisch leven. Verontwaardigd besprak ik hun stuitende naiviteit met een vriendin (hoe kun je nu negeren dat je woont in tenminste betwist gebied, en alleen dankzij de macht van het machinegeweer van de soldaat naast je huis?) Die het volledig met hen eens was. ' Want zo zou het toch moeten zijn in dit land, dat iedereen kan wonen waar ' ie wil? Joden en Palestijnen door elkaar.' Plotseling gaapte er een kloof tussen mij en Vriendin, van een volledig tegengestelde visie op ongeveer dezelfde realiteit.
Een dag eerder ontmoette ik een medestudent van twee jaar eerder. Ter sprake kwam zijn bijbaan als bewaker- alles en iedereen wordt hier bewaakt, ideale bijbaan voor studenten, zoiets als portier in het bejaardentehuis. Hij was bewaker bij de bouw van de muur, want de arbeiders moesten beschermd worden. 'Muur? Welke muur?' zei ik, hoewel ik wel vermoedde welke. 'Die bij Bethlehem.' 'En ik de arbeiders die ik bewaakte waren vooral Palestijnse arbeiders uit Hebron.'
Dit is een raar en verwarrend land.

Juf, sprak Jezus Arabisch....

... of Engels? Die vraag kwam van een pientere vijfjarige uit het schooltje waar ik vanmorgen te gast was. Al om 7.00 uur was ik present in St. George Cathedral voor de eucharistie, waarna ik met de priester en diens schattige verkouden zoontje meereed naar Bet Hanina, een Arabische wijk ten noorden van Jeruzalem. De Engelse vrouw die aan de oorsprong staat had ik ontmoet bij de schandelijk lekkere maaltijd op Aswoensdag, ook in St. George. Ik wilde graag eens langs. Omdat ik het gezelschap van kinderen hier ontbeer (ik mis mijn neefjes!-zie foto), en omdat het me een bijzondere plek leek. De kinderen komen overal vandaan- Korea tot Oostenrijk, hetgeen de verwarring van het kind verklaart, dat thuis Arabisch en Duits, en op school Engels spreekt. De meeste docentes zijn Palestijnse christenen, een van hen is moslima, en de nieuwste docente is joods. Zij was nog nooit in Bet Hanina geweest- zelf woont ze in een settlement ten zuiden van Jeruzalem. De eerste tijd voelde ze zich dan ook niet op haar gemak op haar nieuwe werkplek en werd ze gebracht en gehaald. Inmiddels komt ze iedere ochtend in haar eigen autootje.
Ik vond het er leuk en knus. De kinderen, tussen de 2 en 6 jaar, verdeeld in vier groepen, waren beurtelings aan het plakken, knippen, rekenen, schrijven en gymnastieken, en liepen zich een slag in de rondte om de resultaten in alle lokaaltjes te laten zien. Tegen koffietijd werden alle leeftijden verzameld voor het Paasverhaal en liedjes. 'Now, put your thinkcaps on, kids, who helped Jesus carry the cross?' Gossie, peins ik, wie was dat ook weer?' 'His friend!', roept Mathilde, Francaise, links van mij. ' Yes, and what was his name?' 'Simon!', zegt Simon, Iers (toegegeven, inkopper). 'Of Arimathea!', vult Albert, Palestijns, aan.
Volgende week gaat de hele club poolshoogte nemen bij de plek waar men het graf van Jezus vermoedt, en daarna eieren zoeken op de Olijfberg. Ik denk dat ik zorg dat ik erbij ben.. Een donkere wolk hangt trouwens boven het vrolijke schooltje. Er is een weg in aanleg die Pisgat Ze'ev (nederzetting boven Jeruzalem) met andere nederzettingen moet gaan verbinden. Zoals het er nu uitziet, gaat die weg dwars door het schooltje lopen. Het asfalt is nog zo'n 300 m. verwijderd...

Tweede Vastenweek

De tweede week. Ik stond in de bieb, geduldig te wachten op mijn beurt. Een medewerkster sprak me aan: ‘Als je zo beleefd bent, bereik je in dit land nooit wat.’ En zo is het. Wie wat wil in Israel, moet dat laten merken, direct zijn, wat druk uitoefenen en zeker geen tijd verspillen met beleefdheden. En ik wilde nogal wat, afgelopen week. Een tentamen leren, contacten leggen voor studie en werk, de hort op, mensen ontmoeten. Nog los van die doe-dingen ook met het proces me hier thuis te voelen. En temidden van die dingen speelde geweldloosheid door mijn hoofd. Vaak gaf vasten me structuur, van ’s ochtends een moment van stilte, van niet zomaar her en der wat eten, maar op vaste tijden. Het bracht een ritme van oplettendheid en soberheid met zich mee dat op een gegeven moment aangenaam werd, en de belofte van een feest waarop alles wat ik had ontbeerd in overvloed voor handen zou zijn.Met vasten op geweld ligt dat anders. Het is niet zo duidelijk aan te wijzen welke dingen ik nu niet doe, of wel, of anders. Eerder is het nu het leven in een vreemde omgeving dat maakt dat ik mezelf als het ware meer opval- wie ik ben en wil zijn, en wat ik nodig heb om me goed te voelen. Jeruzalem maakt me religieuzer. Misschien omdat godsdienst in mooie en minder mooie vormen overal aanwezig is in deze stad, misschien omdat ik hier harder nodig heb. Samia, een Palestijnse vrouw, zei: ‘Als we geen geloof hadden, zouden we het hier nooit volhouden.’ En dat zet me aan het denken. Hoe werkt dat dan? Geeft geloof je geduld en aanvaarding, in de rij bij de kassa, maar ook in echt moeilijke situaties? Of moed en kracht om je in te zetten voor verandering? Voor Samia gelden denk ik trouwens beide. ‘Laat me aanvaarden wat ik niet kan veranderen, en geef me de moed om op te staan waar verandering nodig is.’ Dat is een mooi gebed voor mij voor deze vastentijd. Misschien is het een goed idee om een paar van zulke steunpunten aan te brengen. Die maken het geweldsvasten wat tastbaarder. Komende week ga ik iedere dag iets heel langzaam doen, dat ik normaal het liefst snel doe. Ik ben vanochtend begonnen met traag zwemmen, in de baan waar een stevige oudere heer en een zeer oude dame heen en weer dreven. Zij zwom op haar rug, en als haar gracieuze trage armbewegingen op iets hards stuitten, wist ze dat de overzijde bereikt was. Ik heb af en toe gesmokkeld door in te halen. En een baantje op mijn rug toch te snel gezwommen en de oude heer gebrutaliseerd. Ik wil ook wat mensen van hier vragen hoe zij de balans vinden tussen heilig geduld en heilig ongeduld: waar pas je de strategie van geduld en acceptatie toe, en waar probeer je dingen te veranderen?

woensdag 13 februari 2008

Eerste Vastenweek

Een week vasten is achter de rug. Die week stond in het teken van wennen: aan deze stad en aan dit concept van vasten. Eerst de stad. Je kunt niet tweemaal dezelfde rivier instappen (ander water, veranderde jij). En ook niet twee keer dezelfde stad bezoeken. Ik verwachtte de stad zoals ik me haar herinnerde, opgebouwd uit mijn ervaringen. En wat twee jaar geleden ook hier was met name indruk op me maakte, waren tegenstellingen. Joden tegenover Palestijnen. Israëlische Palestijnen en Palestijnen uit de Westbank. Gezeten Israeli’s en nieuwe immigranten uit Rusland en Ethiopië. Van een muur in aanbouw, een universiteit als een fort op een berg, omringd door Arabisch-Israelische dorpjes. En ik had zelf een ervaring met geweld: twee weken voor ik zou vertrekken, werd ik beroofd.
Dat zijn allemaal aspecten van de stad, nog steeds. Maar deze eerste weken vallen me juist de verbindingen op tussen al die werelden, dankzij de mensen die ik leer kennen. Vooral veel Amerikanen, bijvoorbeeld in het klasje waar ik Ivriet leer. De meesten zijn joods, en vaak zijn ze vol verwachting en een soort argeloze nieuwsgierigheid naar dit land gekomen. Vrijdag vertelde Benjamin (ik zit vaak naast hem en samen worstelen we ons dan vrolijk door een serie speelse oefeningen) dat hij die middag met vrienden de Via Dolorosa wilde lopen. Ik moest ook in de Oude Stad zijn. Dus trof ik bij de eerste statie een grote groep vromen van allerlei herkomst: Italianen, Polen, Fransen, Arabieren, nonnen en monniken, benevens de drie joden. In een lange slinger trokken wij langs te 14 staties in de nauwe straatjes van de oude stad, ik te ver achteraan om iets te kunnen horen. Dus observeerde ik de mensen om mij heen: een jong Pools stel met een baby, een oude Palestijnse vrouw die volledig opging in haar gebeden, een zeer jonge monnik, een gehaast Italiaans stel- hij met camera, zij zich nerveus beijverend dat hij de juiste foto’s maakte. Na afloop toonde Benjamin zich onder de indruk van de toewijding van de gelovigen- meer dan licht sceptische ik. Het was inmiddels rond vieren, de sabbat kwam er aan, en zij nodigden mij uit mee te gaan naar de Reform Synagoge die zij wilden bezoeken. Dit keer was ik geraakt. Een vrolijke en hartelijke groep mensen, een vrouwelijke rabbi en een chazan met een stem als een klok.
En zij gingen die zondag weer mee naar de evensong in St. George cathedral, een vleugje Great Britain in hartje Oost-Jeruzalem, waar juist die avond de heiligste tekst uit het jodendom, het sjema jisraeel, op het program bleek te staan. Op de terugweg kochten we in de Palestijnse buurtsuper een Taibeh-biertje, uit het (Arabische) dorpje met die naam. In Jeruzalem heb je dat soort verwikkelingen, en het is dat Jeruzalem waarvan ik houd. En die verbindingen lijken mij het tegendeel van geweld- dat afstand schept en mensen van elkaar vervreemdt.
En wat is er te zeggen over de interne geweldhuishouding? Het is vooral ongeduld, waartegen ik strijd- heu, nee, niet strijd, waar ik mee te kampen… Of laat ik eerst wat neutraler zeggen: ik ontdek ongeduld in mezelf. Ulpan (= kleuterklasje Hebreeuws) is zo’n vindplaats, als mijn zouk-genoot me niet snel genoeg gaat (‘be’zouk’, Ulpan-taal voor in tweetallen, een geliefkoosde werkvorm). En wat zit daarachter, vraag ik me eerst maar af. Ik voel wel dat dat knarsetanden niet helemaal past bij mijn vasten-plan. De wil om ergens te komen, en wel op mijn tijd en mijn manier. Dat geldt trouwens wel breder dan de Ulpan. En ongeduld heeft iets gewelddadigs. Geen zin om ruimte te laten aan de manier van leren van die ander, tot het op een andere manier ook goed komt. Ik zou willen afdwingen.. En het laat weinig ruimte voor andere verlangens in mijzelf. Namelijk om te genieten van dit grappige klasje en de taal die ik spelenderwijs leer. Ik zou wat vertrouwen tegenover dat ongeduld kunnen stellen. En liefde.

donderdag 7 februari 2008

Veertigdagentijd in Jeruzalem

De Veertigdagentijd is begonnen. Gister was ik in de sympatieke St. George Cathedral (Anglicaans, Arabisch-engelse dienst) om een Askruisje te halen. De afgelopen jaren heb ik af en aan gevast in de tijd voor Pasen- op chocola, boeken, alcohol, stress- dingen waar ik me in ieder geval voor een tijd los van wilde maken. Om ruimte in mezelf te creeren, om me bewust te worden van het naderende feest. Jeruzalem is een stad waar (dreiging van) geweld overal op straat aanwezig is- soldaten, checkpoints, geweren. Dat maakt nogal indruk op me- wat voor invloed heeft dat op de mensen die hier leven? Dus leek het me een goed idee te vasten op geweld. Niet dat ik mezelf zo'n geweldenaar vind (hoewel ik niet voor niets voetbal), en ook ben ik een buitenstaander in het conflict dat hier gaande is. Maar het gaat me ook om subtielere vormen- alles waarmee ik mezelf en anderen, letterlijk of figuurlijk, geweld aandoe. Dus om hoe ik met drie mensen samenleef in dit kleine appartementje, over irritante medestudenten, over Israeli’s van wie ik zonder enige pressie niets gedaan krijgt, over opdringerige winkeliers of donkerharige mannen in strakke spijkerbroeken, over hoe ik mezelf dwing om dit en dat en ook nog zus te doen. Ik ben benieuwd wat ik ga ontdekken- houd jullie op de hoogte.
(Zie ook www.ncrv.nl, onder Schepper & Co Radio, vasten, en luister zondagmiddag tussen 15.00 en 16.00 uur naar Schepper&Co.)

huis-thuis

Al eens eerder woonde ik op de universiteitsberg, en toen deelde ik een kamer met Candan. Dat pakte erg goed uit. Toch keek ik er niet erg naar uit opnieuw mijn intrede te doen in de dormitories. En gelukkig: dit keer heb ik- na veel verwikkelingen die niemand die ooit in dit land is geweest zullen verbazen, en waar veel telefoontjes en overtuigingskracht aan te pas kwamen- een eigen kamer in een zeer o.k. appartement. We hebben een bank, een goede douche, een keuken die zeker sinds de komst van François (klein van afmeting, groot in daden- zie foto) tot maaltijden van enig niveau uitnodigt.
En wat ook erg fijn is: met de huisgenoten is het prettig wonen: met Audra (Amerikaanse taalwetenschapster), had ik twee jaar geleden al vriendschap had gesloten, en Rawaan (Palestijnse uit het Noorden van Israel met wie ik waterpijp rook en af en toe wat Arabisch mompel).
Zoals eerder vermeld bevindt ons appartement zich op de begane grond. Dat heeft voor- en nadelen. Nadeel is het ontbreken van uitzicht, terwijl fortuinlijker studenten vanaf hun balkon uitkijken op de Haram al-Sharif. Voordeel- althans in de toekomst- is dat het altijd koel is in huis. En in geval van overstroming of brand zijn we snel buiten. Ontmoetingen als die met de conciërge en de wat onverzorgde jongeman zijn daar weer de keerzijde van.

Sneeuw


Ik ben wel eens in Oostenrijk op wintersport geweest, en bij die gelegenheid heb ik minder sneeuw naar beneden zien komen dan in de afgelopen twee dagen in Jeruzalem, in het zogenaamde Midden Oosten, waar ik met een koffer vol dromen, maar zonder wintersportoutfit ben aangekomen. En in Oostenrijk weet men wat te doen in geval van sneeuw, terwijl hier de eeuwige shabbat is afgekondigd. Geen bussen, niemand op straat, alle winkels dicht, ook de uni. Het begon met grote opwinding over voorspelde sneeuwbuien- iedereen besprak omvang, duur en gevolgen. Op de uni werden papieren uitgedeeld: wat te doen in geval van sneeuw (vooraf hamsteren, verwarming op hoogste stand, kraan laten lopen en thuisblijven). Met enige ironie zag ik het aan- over wat hier voor winter doorgaat, gaan de wildste verhalen. En op dat moment was het rond de tien graden- wel onaangenaam guur, door de regenbuien en enorme wind- maar sneeuw, nee dat zag ik niet gebeuren. Wel dus. Woensdagmorgen werd ik wakker in een witte wereld. Geen Ulpan, dus een vrije dag lag voor me. Mooi zo, kon ik er op uit, dingen kopen voor mijn kamer (die ik helemaal voor mezelf heb!), naar Ecole Biblique, ergens koffie drinken… Niets daarvan, nog voor ik de Scopus Berg goed en wel was afgedaald, stond het water in mijn schoenen en begon het bovendien te stortregenen. Geen lol aan. De enige andere levende zielen buiten waren mannen in een soort berepakken, om welke ik hen benijdde. De sneeuw was een soppige laag van 15 cm waar ik in wegzakte, verraderlijke snelstromende beekjes liepen er tussendoor.
Gisteravond had ik een afspraak met twee Nederlanders in de Oude Stad (leuk!). Glibberend baanden we ons na een goede maaltijd een weg door de smalle straatjes naar de Klaagmuur. Prachtig, heel knus en idyllisch zag alles er uit- maar hoe onhandig! Vandaag lag er verse sneeuw, maar inmiddels schijnt de zon, en de lucht is strakblauw. Nog mooier is het, maar ik heb geen droge schoenen meer. Loop nu als soort zwarte piet op mijn voetbalschoenen met daarin plasticzakken door de stad.