zondag 25 januari 2009

Obama

De inauguratie van Obama. Joechei, iets om vrolijk en hoopvol van te worden en te vieren. We luisterden naar zijn rede in ‘Coffeeshop’, een etablissement bij ons in de straat. Audra, Matt en Ben (gekluisterd aan het scherm), de Nederlanders Meta, Barry en ik op de tweede rij. Ik voelde wel dat het historische woorden waren, maar kon ze niet zo goed verstaan, en had er ook niet helemaal het gevoel bij waarvan de Amerikanen blijk gaven. ’s Ochtends luisterde ik nog eens, zittende in de universiteitsbieb, vanzelfsprekend met koptelefoon om de sereniteit van die plek niet te verstoren. Ik zit daar doorgaans aan dezelfde tafel, vijfde verdieping, in een vijfhoekige uitbouw met drie tafels. Eén van die tafels is al zolang als ik deze bieb frequenteer wankel. Lange tijd was het mijn favoriete tafel- rustige plek, naast het raam, maar als er iemand tegenover mij plaatsnam, stoorde het wipwap-effect mij danig in mijn bezigheden. Iemand had wel eens geprobeerd met dubbelgevouwen papiertjes het evenwicht te herstellen- lapmiddelen, die geen soelaas boden.
Obama klonk als een profeet. Met profeet bedoel ik niet iemand die de toekomst voorspelt, maar een figuur die de moed heeft ware woorden te spreken, ook al die gaan over donkere wolken. Terwijl ik eerbiedig toehoor, benen drie onderhoudsmannen de geheiligde stilte van de bieb binnen. Onvervaard storten ze zich op de wankele tafel, kantelen die en laten hun boren grommen. Medebiebbezoekers zoeken rustiger oorden op, maar in vijf minuten is de klus geklaard.
Onderwijl klinkt de stem van Obama in mijn oren: Starting today we must pick ourselves up, dust ourselves of and begin again the work of remaking America.
Nu, aan de lokale mannetjes te oordelen: yes, we can!

zaterdag 10 januari 2009

foto's- een vrolijker noot







De zus van Audra, Ilana, was op bezoek met Kerst.
Hier staan wij bij twee gezellige reuzenkerstmannen in de oude stad.



wachtende woestijnman

(deze meneer uit Taybeh had met
een vriend uit Jericho afgesproken,
en ligt hem hier op te wachten, midden in de woestijn)
















Oudejaarsavond, op mijn scoot de mooiste kat ooit, die zijn leven begon als straatkat in Damascus
















Terwijl men in Nederland de ijzers onderbond
(o, hoe gaarne zou ik rondjes gaan zwieren in Waterland),
ging ik met Meta wandelen in de woestijn,
van het Grieks-orthodoxe klooster Mar Saba naar Bethlehem.
Ook fijn, lekker warm, en maqloube in plaats van koek & zopie.

flyers boven Gaza (geen bloemen)

Nog steeds Gaza on my mind.
Ik belde gister Gaza. Iris en ik weren destijds rondgeleid door diverse vriendelijke mensen, en ik maakte me zorgen over hen. Dus belde ik, maar kreeg een onbekende dame aan de lijn. Nee, de meneer voor wie ik belde was er niet, hij was uitgeweken naar Beit Sahour, naar Bethlehem. Eén van de zeer weinige gelukkigen dus die het geweld heeft kunnen ontvluchten. Toen vroeg ik maar: en hoe is het met jou? Ze vertelde dat ze moeder is van een tweeling, van anderhalf jaar, dat die twee steeds huilen als er aanvallen zijn, en dat het moeilijk is. We namen afscheid. Ik wenste haar bescherming en al het goede. Ik moest er even aan wennen: iemand aan de andere kant van de lijn die in oorlogsgebied is. En ik hier, praten kunnen we, maar verder niets. Zij kan geen kant op. En om eerlijk te zijn was ik ook ietwat verbaasd dat er blijkbaar Gazanen zijn die nog kans zien de telefoon op te nemen. (Gezien het aantal bommen dat gevallen is, en het gebrek aan elektriciteit (trouwens ook stromend water) in de Gazastrook).
Gisteravond kreeg ik een sms’je van een Isaelische vriendin: blijf uit de buurt van de markt en cafés, en is sprake van een aanslag. Eerder die dag werd mijn voettocht van de universiteit naar huis (een onverlaat is over mijn fiets heen gereden, ilhamdulilah toen ik er niet op zat) tot vijf maal toe doorkruist door een zwart brommertje bereden door twee lenige types in het zwart met machinegeweren in de aanslag. Ja, in West Jeruzalem is mijn bedacht op onheil. Hoewel: de café’s zitten nog vol, Ben Yehuda is gevuld met winkelend publiek, en hoewel het eerste gespreksonderwerp van het kwieke oudere-dames-zwemclubje vanmorgen de oorlog was (‘iedereen is tegen ons, maar we moesten iets doen’), maakten ze zes zinnen verder al weer grapjes, ogenschijnlijk onbekommerd.
Ik vraag me af hoe Gazanen reageren op een ogenschijnlijk humanitaire geste van het Israëlische leger- is het op grond van dergelijk dingen dat Maxime Verhagen durft te stellen de IDF het oorlogsrecht respecteert? Boven de Gazastrook zijn flyers verspreid, en Gazanen ontvingen sms’jes op hun mobieltjes. Beide waarschuwen voor een escalatie van de aanvallen (dat alleen al), en raden aan uit de buurt te blijven van terroristen. Dat komt op mij over als een zeer wrang advies, vooral na alarmerende berichten van de laatste dagen: 30 mensen, deels kinderen, omgekomen bij een bombardement op een VN-school (waarna de VN besloot haar hulp te staken- gelukkig tijdelijk), een bericht over de tweede dag van de aanvallen, toen volgens Ocha (een VN-organisatie) een gebouw werd getroffen waarnaar het nota bene het Israëlische leger zelf 110 mensen had geëvacueerd. 24 uur later werd het gebombardeerd, en 30 mensen kwamen om. En: als de definitie van terrorist zoiets is als ‘iemand die betrokken is bij Hamas’, dan zijn er nog al wat terroristen in de Gazastrook, waar de meerderheid Hamas heeft gestemd (en waar Hamas een gewapende tak heeft, maar voor het grootste deel zorgt voor sociale voorzieningen).
Ter illustratie een citaat van Osama Damo, van Safe the Children in Gaza:
(http://ac360.blogs.cnn.com/2009/01/09/we-are-the-lucky-ones):
Tuesday we had artillery tank fire in the area. It was one of our worst days. You can’t describe the noise, the fear inside of you. And the children are screaming.
You don’t know what to do. Do you stay? Do you try to leave and find somewhere safe? Is there any safe place? Can you protect everyone? Anyone? Everyone has a different idea about what to do — some grabbing belongings and preparing to run, others yelling that we have to remain.
Your mind stops working. But in the end, we are paralyzed.