woensdag 31 december 2008

gaza on my mind

Deze zomer was ik er een dagje, en daarna was ik completement stupefait, omdat de situatie me zo troosteloos en tegelijk stompzinnig voorkwam. Ik zag een streek met potentie, de mensen die ik ontmoette waren zeker niet gespeend van goede wil en talenten, maar het strookje is meestal volledig afgesloten van de buitenwereld, en vervallen tot uitzichtloosheid. Sinds november was dat in nog sterkere mate het geval: zelfs dokter Harry moest zijn bezoekjes aan het ziekenhuis uitstellen. Hij kwam er niet meer in.En nu zat ik zaterdag humus te eten in de Oude Stad, en plots gaat de t.v. aan, iedereen verzamelt zich rond het toestel, en zie: bombardementen, en Al Jazeera is niet terughoudend in het tonen van doden en stervenden. En dat zijn beelden van een plek waar ik ben geweest. Blijkbaar zit de mens zo in elkaar dat dit soort ellende dan veel meer indruk maakt. Ik ben van slag. Ondertussen slaat eigenaar van het tentje nerveus aan het bellen: hij heeft familie in Gaza.Rare dagen volgen. Van oost naar west Jeruzalem wandelen is meer dan ooit een schizofrene onderneming. In beide stadsdelen speur ik gezichten af: wat denken ze? wat voelen ze? hoe houden joden en Palestijnen het uit in één stad?Ik spreek een Palestijnse vriend. Hij moet de hele dag werken, maar zegt dat hij het liefst in bed zou gaan liggen, diep onder de dekens. De beelden op t.v. kan hij niet aanzien. Maandagavond zit ik om de tafel met een groepje Israeliers, studenten met wie ik Jeremia lees. Ik vind het fantastische types, en geniet van onze ontmoetingen en de Jeremiaanse discussies. Als ze vragen hoe het met me gaat, zeg ik dat de wereld me niet al te florissant voor komt op het moment. Eén van de Israëlische studenten, de zachtmoedige Uri, is bezorgd: als er onrust ontstaat aan de grens met Libanon, wordt hij opgeroepen als reservesoldaat. Het is duidelijk dat hij daar volstrekt niet op zit te wachten. Is er ook het type niet naar. De drie zijn het eens: erg naar wat daar in Gaza gebeurt. Maar wat konden we anders? Er moest iets gebeuren. Uri merkt op dat hij de aanval van de Israeliers begrijpt, maar als hij zich verplaatst in de Gazanen, kan hij zich net zo goed voorstellen dat hij katoesja’s zou afvuren op Israel. Ook zij kunnen weinig anders. ‘De post van president van Israel is er één die ik nooit zou ambiëren’, zegt Moshe. ‘Wat zou jij doen, als je de president was?’ vraagt Uri. Billen bloot, denk ik. ‘Van de bommen die nu vallen, zie ik niets goeds komen,’ zeg ik. ‘Ik kan me voorstellen dat de Israeliers een halt willen toeroepen aan de raketten die vallen rond de Gazastrook.’ Raketten waarover Uri al heeft opgemerkt dat het meer rondvliegende blikken zijn, maar beangstigend en potentieel dodelijk zijn ze evengoed. ‘Ik denk alleen niet dat bommen gooien een oplossing is. Geweld leidt tot meer geweld, het helpt niet op de korte termijn, en zeker niet op de langere termijn. De enige weg is die van het verbeteren van de verhoudingen. Het zal wel niet helpen om vliegtuigen met rozen te laten uitvliegen boven de Gazastrook. Maar de Gazanen moeten de mogelijkheid krijgen zich te ontwikkelen, een economie op te bouwen.’ Klinkt mij ook simplistisch in de oren. En het is me helder dat de zaak in dit geval gecompliceerd is. Wat bepalend is voor mijn beperkte blik op de zaak: ten eerste betreur ik dat extreme figuren aan beide kanten hun toevlucht nemen tot geweld. Geweld dat gepresenteerd wordt als noodzakelijk. En in de tweede plaats vind ik het verhelderend te bedenken dat de machtsbalans in het voordeel van de Israëliërs uitvalt. Zij zijn de bezettende partij.
Palestijnen kunnen projectielen afvuren, stenen gooien en zichzelf opblazen- en het is duidelijk dat daarvan alleen ellende komt. Israeliers hebben een leger. Zij kunnen in een paar minuten tijd 60 F-16’s dood en verderf laten zaaien boven de Gaza-strook. En dus zijn zij in de positie om dingen te veranderen. Dus: Kon Israel niet anders dan bombarderen, ‘want ieder land heeft het recht zijn burgers te beschermen’? Volgens mij had Israel in eerdere episodes van dit doorgaande drama andere keuzes kunnen maken.Menig Israëliër zou nu zeggen: slechts zeer beperkt, want zij zijn er op uit ons van de kaart te vegen. En daarom is de situatie er ondanks de terugtrekking nauwelijks beter op geworden. De grenzen zijn dicht, en de beloofde 450 dagelijkse vrachtwagens worden niet doorgelaten, en daarom erkennen wij de eerder zo toegejuichte verkiezingen niet waarin Hamas als winnaar uit de bus kwam. Oftwel: de Palestijnen roepen de ellende over zichzelf af. Wie zijn die malle Gazanen die op Hamas hebben gestemd? En wie is Hamas?
Gaza wordt voor 80% bewoond door vluchtelingen, Palestijnen die hun huizen en dorpen in 1948 of 1967 moesten verlaten, en hun nakomelingen. Zij willen terug, beschouwen die dorpen die nu in Israel liggen nog steeds als hun thuis. Voor de Israëliërs is dat uitgesloten- zij willen zo min mogelijk Palestijnen in zoveel mogelijk land. Dus wat te doen met Gaza? Egypte heeft ook geen trek in dat overbevolkte en problematische stukje land.Interessant om te weten dat Israel een rol speelde in de totstandkoming van de partij. Zij begrepen goed dat het in hun voordeel zou werken als de Palestijnen langs de lijnen van religie verdeeld zouden worden. Als op wel meer plekken was de Islam in deze streken een jaar of twintig geleden gematigder dan nu. Weinig vrouwen droegen sluiers. Dat is veranderd. Religie, en extremere varianten daarvan, spelen een steeds grotere rol in het conflict: christelijke Palestijnen staan tegenover islamitische Palestijnen, extremistische vormen van Islam tegenover extremistische vormen van jodendom.Ik zal geenszins beweren dat het eigenlijk allemaal goeie jongens zijn bij Hamas, tot wrede daden gedreven door de omstandigheden waarin ze leven. Maar ik zou er ook voor waken iedereen die aan Hamas gelieerd is over één kam te scheren. Een paar maanden geleden sloot het Israëlische leger een kindertehuis van Hamas in Hebron. De weeskinderen kwamen op straat. Hamas heeft scholen, ziekenhuizen, universiteiten opgericht. Na de verkiezingen waren er geluiden dat de meer gematigde vleugel aan invloed zou winnen binnen Hamas. Met macht hebben ze geen ervaring, en misschien zou er een democratische werking van uit gaan. We zullen niet weten of dat werkelijk zo was.Wat is de inzet van deze strijd? Betere uitgangspositie voor nieuwe onderhandelingen over een bestand? Hoe wrang. Meent Israel werkelijk dat ze Hamas kunnen uitschakelen?Op de dag dat de bombardementen ophouden, en er in Gaza nog jonge mannen over zijn- boze, opgesloten, hopeloze en in gebrek levende jonge mannen- zal blijken dat de bombardementen een oplossing geen stap dichterbij hebben gebracht. De Israeliers die aan de grenzen van Gaza wonen zullen nog steeds voor raketten te vrezen hebben, de situatie in Gaza zal uitzichtlozer dan ooit zijn.

woensdag 24 december 2008

Kerstgroet

Een Kerstgroet uit Jeruzalem. Zou een mens op religieus gebied nou wijzer worden van een jaar Jeruzalem? Zou het beter Kerst vieren zijn hier? De Oude Stad biedt reusachtige opblaaskerstmannen, in huis heeft sympathiek genoeg joodse huisgenoot Ben dennengroen opgehangen (maar we hebben geen stofzuiger).
Ik was toe aan een lange wandeling. Een dagje op mijn eentje, buiten, genieten van het ritme van mijn stappen en van het ontdekken van nieuwe paden. Ik voel me altijd weer een beetje een achtjarige als ik zoiets doe. Toen was ik dol op zwerven en verdwalen, niet weten waar ik uit zou komen. Nu had ik wel een doel voor ogen: Hebron, de stad van aartsvader Abraham. Ik nam een busje van Damascus gate- een busje naar het zuiden dat via een settlerroad rijdt, zodat je het checkpoint haast ongemerkt passeert. Ik wilde geen soldaten zien, ik wilde Kerstgevoel. Ik zou wel zien hoe ik in Hebron zou komen- het ligt precies ten zuiden van Jeruzalem, dus erg moeilijk kon het niet zijn. Twee minuten, dan vertrekken we, zei de chauffeur toen ik ’s ochtends zeer vroeg het busje in stapte. Vertrouw op dat gebied nooit een Palestijn. Twintig minuten waren we nog niet op pad, en ik zat me te verbijten. Nee, geduldiger ben ik hier niet geworden. Er waren inmiddels twee bejaarde nonnen ingestapt, met passende wijze en vriendelijke uitstraling, die naar de Geboortekerk in Bethlehem gingen. Een duo vrienden stapte in, kennelijk op weg naar iets als een sociale werkplaats. De chauffeur deelde snoepjes uit (‘geef die buitenlandse ook wat’). De vrienden zongen liedjes, en babbelden links en rechts. Het was een prachtige bus met prachtige mensen, realiseerde ik me. Die gedachte bleek het prima uit te kunnen houden naast mijn ongeduld.
Eenmaal in Bethlehem besloot ik met de nonnen uit te stappen- de Geboortekerk is geen gek punt om te starte. Vanaf daar liep ik naar Beit Sahour, richting het oosten, zoals ik pas later bedacht. Ik kwam langs de herdersvelden, eerst de velden die door de Westerse kerken in ere worden gehouden, toen de oosters-orthodoxe, ach, ook toepasselijk. Vlakbij het settlement Tekoa (van Amos) nodigde een pater familias me op de koffie. Het was juist half elf, en ik zei gaarne toe. De familie verzamelde zich, er waren koffie, brood, olijven en kabbelende gesprekken over het weer, Nederland, de Westbank, de zegeningen van het huwelijk. Met een brood en een fles olijven in mijn tas ging ik weer op weg. Nog geen vijf minuten later stopte een legerauto naast me. Een energieke commandant sprong eruit, van zins de regie over mijn tocht in handen te nemen. Vijf ondergeschikten in de jeep sloegen het gesprek gade. De soldaat betoogde dat hij zich verplicht voelde mijn omzwervingen een halt toe te roepen. Er zou ieder moment een Palestijn kunnen opduiken, en die zou dan natuurlijk met stenen gaan gooien. Ik zei dat ik dacht dat het wel mee zou vallen, en maakte aanstalten om door te lopen. Hij belde een hogergeplaatste, die ik aan de lijn kreeg. Wat ik aan het doen was. Ik legde uit dat ik vaker in de Westbank heb gewandeld, en dat ik aan die tochten warme herinneringen heb. Aha!, zei hij, ik snap het al, jij bent zeker van een of andere humanitaire organisatie. Het klonk als: zo te horen ben jij één van die goedwillende, zachtaardige, doch verblinde en wereldvreemde zielen aan wie wij onze handen vol hebben. Later pas bedacht ik het antwoord: ja, daar zit wel wat in. Of je het een organisatie moet noemen, daarvan ben ik niet zeker, maar het heet het Koninkrijk van God, iedereen mag mee doen (maar laat dat machinegeweer ajb thuis), het timmert al een hele tijd aan de weg, met wisselend succes. En inderdaad, misschien komen we wat wereldvreemd over. Omdat we hoop niet zozeer ontlenen aan de tastbare dingen om ons heen (zo hoopvol zijn die niet op de Westbank), maar aan… tja, een kind een kribbe, die een rabbi werd die door deze heuvels trok. Een jonge vrouw die zingt van een andere wereld. En daarbij wil ik dan ook nog aantekenen dat dat juist niet wereldvreemd is. Het hele absurde verhaal van God die zichtbaar wordt in een kind is aanleiding om vol aandacht en waardering te zijn voor het aardse.
Maar goed. Ondertussen dreigde mijn tocht daar te eindigen- de soldaat was van plan me op een Israëlische bus naar Hebron of Jeruzalem te zetten. Ik had een beter idee: kon ik niet een Arabisch busje richting Hebron nemen? Prompt kwam er zo’n minibusje de hoek omzetten. De soldaat maande dat te stoppen, beval de chauffeur mij naar Hebron te brengen, en ik nam plaats tussen argwanende Palestijnen. Ik groette maar eens extra hartelijk. In het eerstvolgende plaatsje, de Arabische variant van Tekoa (van Amos), stapte ik uit (lopen? zei de chauffeur, maar je kunt gewoon meerijden-gratis!) en liep verder. Over steile heuvels, een settlement nooit ver weg, vriendelijke joden en Palestijnen ook niet, de muur ergens op de achtergrond. Zo is de realiteit.

donderdag 11 december 2008

nieuw adres

Gezien de aanstormende feestdagen leek het me een aardig idee mijn adres hier te plaatsen.
Voor al uw kerstkranzen, -koekjes en - kaarten:

Janneke Stegeman
Hillelstreet 28/19
94851 Jerusalem
Israel

dinsdag 9 december 2008

subtiliteiten van taal

Met de trein reizen geeft me zo’n prettig gedistingeerd gevoel- treinen zijn mooi, bewegen zich sierlijk, en datzelfde spoor waarop ik nu rijdt, strekt zich uit tot Cairo, tot wie weet waar. Dus ging ik met de trein naar mijn afspraak in de buurt van Haifa, hoewel de trein hier bekend staat om z’n sukkeldrafje en het station bovendien in één van de uithoeken va de stad gevestigd is. Dat het heel rustig was op het station, was geen verrassing. Ik werd verwelkomd door de lanterfantende medewerker-van-de-roltrap die me doorverwees naar zijn collega van de kaartjesautomaat. Er was ook een balie, maar die was onbemand. Net als de NS is men hier overgegaan op automaten, en net als in Nederland weten bejaarden en buitenlanders niet hoe dat werkt. Anders dan in Nederland is daarom de voormalig baliezittende niet ontslagen, maar tewerkgesteld bij de automaat.
We vertrokken. De trein wentelde zich traag door het prachtige heuvellandschap ten noord-westen van Jeruzalem. Al snel knikkebolde ik. We deden stationnetjes aan in van die rommelige betonnen Israëlische stadjes. Het werd drukker in de trein. Naast me nam een moeder met twee meisjes plaats, tegenover me een student. De moeder deed telefonisch zaken door de telefoon, en was tegelijkertijd haar dochtertjes behulpzaam die al chips etend in slaap vielen (hoe kinderen dat doen: het handje met chips gaat naar de mond, terwijl de ogen al dicht vallen). Ik vroeg haar hoe ver het was van Haifa naar Ibilin, het Arabische stadje (in Israel) dat mijn uiteindelijke reisdoel was. Dat deed ik in het Arabisch, want dat was de taal waarin ze haar dochters vroeg of ze het warm genoeg hadden. Haar gezicht klaarde op, en haar ogen twinkelden toen ze antwoordde. Eenmaal in Haifa liep ik, hongerig, een bakker binnen en vroeg naar een busverbinding naar Ibilin. De bakkerij bleek in Arabische handen, en ook hier een verheugde reactie toen ik overschakelde van Hebreeuws naar Arabisch. (Waarin het noorden van Israel verschilt van Jeruzalem: hier is geen gescheiden Arabisch/Israelisch busvervoer, maar rijden Israëlische bussen ook naar Arabische dorpen. Het laat zien dat de verhoudingen hier iets minder op scherp staan.) Ook de man uit Hebron die bezig was het appartement onder ons te verbouwen en vorige week wist te voorkomen dat een kapotte kraan de boel bij ons onder water zette, was haast nog dankbaarder dan wij hem waren, dat twee dames in West Jeruzalem een woordje Arabisch ten beste gaven. Voorbeelden te over. Als ik het meisje bij de kassa in de supermarkt van de uni bedank in het Arabisch, glimlacht ze, maar kijkt ze ook haast beschaamd, alsof het niet netjes is hier zomaar Arabisch te praten.
Naast dat dit soort ervaringen oppeppers zijn voor mijn voornemen die taal enigszins onder de knie te krijgen, maakt het me er nog eens van bewust hoe zo’n gevoelig instrument taal is- en zeker hier. Ik weet dat ik me een andere en lenigere versie van mezelf voel als ik weer eens Nederlands kan spreken. Sytske (die in Beit Sahour bij de YWCA werkt, sytske.wordpress.com) strooit altijd gul met shukran’s, ilhamdullilah’s en andere Arabische kreten in West Jeruzalem. Mijn reactie is er in eerste instantie één van lichte schrik- oeps, verkeerde taal! Zij: het kan geenszins kwaad als joodse Israeliers ontdekken dat Arabisch ook gesproken wordt door lange blonde vrouwen- en gelijk heeft ze. Joodse Israëliërs (ik meen de helft van hen) voelen zich onprettig als ze Arabisch om zich heen horen, zo bleek uit onderzoek. Een Arabische vriend vertelde dat hij Engels spreekt met zijn vrienden als ze een restaurant in West Jeruzalem bezoeken. Zondag was ging ik met Ben naar het stadhuis om huiszaken te regelen (terloops warm water: check!, koelkast: check!, bed: check!, bureau: check!). De meeste medewerkers spreken Hebreeuws- Arabisch is officieel de tweede taal van het land, maar dat betekent niet dat je er overal mee terecht kunt. Niet alle Palestijnse inwoners van Jeruzalem zijn het Hebreeuws machtig (in het noorden is ook dat anders). Een gesluierde vrouw en haar dochter meldden zich bij de inlichtingenbalie. Ze werden doorverwezen naar Sami- Arabische naam- balie zus en zo. Nu maar hopen dat Sami de dienst verstrekt waarom zij kwamen. (Het spreekt nu eenmaal niet voor zich dat je het pand verlaat met de handtekening/ het formulier/ de informatie waarvoor je je vol goede moed meldde. Ben en ik hadden geluk: een zwartharige, groenogige en bovenal daadkrachtige dame ontfermde zich over onze zaak).
Andersom ligt het naar mijn ervaring iets anders: joden die op sabbat boodschappen doen in Oost Jeruzalem, worden in het Hebreeuws te woord gestaan. Toen ik een jonge vrouw de weg vroeg in Ibilin, begon ze automatisch in het Hebreeuws te antwoorden, en lachte toen ze dat ontdekte. Ook wat dat betreft is het noorden anders: de meeste Palestijnen daar, hebben Hebreeuws geleerd op school.
Hoe dan ook, je moedertaal is deel van je identiteit. En in dit land is de taal van de ander de taal van de overheerser, of de onbegrijpelijke, dreigend klinkende taal van een groep mensen die ook in jouw land wonen, maar die je niet helemaal vertrouwt. Net als de Palestijnse Israëliërs zelf, hoort hun taal niet bij wat dit land volgens velen wil zijn- een joodse staat- maar is een bedreiging daarvan. Dus is het, vermoed ik, erkenning, bevrijding, als een vreemdeling zich plots in je eigen taal tot je richt.

zondag 7 december 2008

Sinterklaas

Komt de Goedheiligman ook naar Jeruzalem? Ja, dat doet hij. De eerbiedwaardige eminentie schrok er niet voor terug deze stad te bezoeken- de stad die zo mooi is als een ieder z’n culturele schatten deelt en er niet van terugschrikt zich door andermans schatten te laten verrijken. Daarom een Sinterklaasfeestje in ons nieuwe huis (d.w.z. dat van Audra, Matt, Ben en mijzelf). Ik maak slechts terloops melding van alweer een verhuizing, en de vraag of ik er nu op vooruit ben gegaan, laat ik maar geheel buiten beschouwing, laat staan de vraag hoe ik me heb ontwikkeld sinds ik goed acht jaar geleden mijn eerste studentenkamer in een slooppand aan de Meerhuizenstraat betrok (soms is er geen warm water, soms in het geheel geen water. In plaats van de majestueuze Heilige Grafkerk verrijst voor het raam het grijze beton van hartje West Jeruzalem (en het prachtige museum voor Italiaans joodse kunst). Non-communicatiefs nauwelijks waarneembare presentie is verruild voor een filiaal van de Meat Burger- ideale tent voor de stappende en naar vette happen snakkende jeugd, want zelfs op vrijdagavond tot een uur of vier open. Inderdaad, ook dit maal is de communicatie eenzijdig). Maar goed, de gebeurtenissen van vrijdagavond. Ben kwam terug van Kol haNishama- een sympathieke synagoge waar de dienst wordt afgesloten met een vredeslied op de melodie van Taizé’s Jubilate Deo. Dat alleen is voldoende om een mens diep te raken, maar dit maal, zo vertelde Ben, werd dat lied bovendien opgedragen aan de Palestijnen in Hebron, vanwege het kolonistengeweld dat afgelopen week zeer hevig was. We vierden het begin van de Shabbat, en brood en wijn gingen naadloos over in soep en andere gerechten met kaneel en kruidnagel, terwijl de gasten binnendruppelden. Een gezelschap van ongelovigen en onwetenden, alsmede twee Nederlanders verzamelde zich in ons nog grotendeels meubbelloze, doch van drie balkons voorziene appartement. Aan de drie Nederlanders de taak een rijk stukje Hollands erfgoed over te dragen. Dat was helemaal niet moeilijk- frappant hoe een Turkse heilige vermag joden, christenen en moslims broederlijk samen te brengen. Zet een groep mensen in een kring, een wasmand met cadeautjes en een paar gedichten in het midden, leer hen ‘Sinterklaas Kapoentje’ en zie, het heerlijk avondje is gekomen.

maandag 1 december 2008

Pesach en Pasen

Het loopt tegen Pesach en Pasen. Deze week was ik te gast in bij een joods gezin, geheel opgeslokt door de Pesach schoonmaak: tijdens Pesach mag je niets waar gist in zit in je bezit hebben, en alles wat met gist in aanraking is geweest, moet gereinigd. 'Van Egyptische slavernij naar rabbijnse voorschriften- wat zijn we ermee opgeschoten', verzuchtte de gastvrouw. Het is geen sinecure om een modern huishouden met magnetrons en afwasmachines en wat dies meer zij gistvrij te maken. Op internet zijn lange handleidingen te vinden om het huis ook van het laatste spoor chametz te ontdoen. Sommigen boeken een hotel om aan de schoonmaakstress te ontkomen, anderen hebben zelfs speciale Pesachtelefoons- want wat als er een broodkruimel tussen de toetsen is geraakt? Er zijn prachtige oplossingen voor netelige situaties: wie juist een jaarvoorraad cornflakes had ingekocht, en zich er onprettig bij voelt die zomaar bij het oud vuil te zetten, kan de chametz verkopen aan een niet-jood, of zelfs de locatie waar die zich bevindt (bijvoorbeeld de trapkast) tijdelijk verhuren. Het leidt ook tot culinaire inventiviteit: huisgenoot Ben bakt ongelooflijke Pesachbrownies, de supermarkt staat vol kokosvariaties.
Pasen kan ik twee keer vieren: één keer R.K./protestant, en een week later nog eens met de orthodoxe kerk.
En er is een nieuwe regering. Van een joodse vredesorganisatie (Jewish Voice for Peace) kreeg ik een mail met een alternatief antwoord op de Sedermaaltijdvraag 'waarom is deze avond anders dan andere avonden?'