zondag 29 juni 2008

vreemde eend

Soms word ik ’s ochtends wakker van een haan. Dat is raar, want in mijn directe omgeving zijn alleen de flats van het studentendorp, verderop staat de universiteit en aan de andere kant de appartementen van de Franse Heuvel (Har ha’Tzfardit). Vanaf ons balkonnetje –waar het heel aangenaam is in de koelere avondlucht- hebben we ongelukkigerwijs uitzicht op een parkeerterreintje, en niet op de Oude Stad zoals bewoners van hoger gelegen appartementen. Achter de auto’s drie opeen geperste huisje met een lapje gras er voor, door een hoog metalen hek van het studentendorp gescheiden. Achter dat hek zit de haan.
Nu liep ik een tijdje geleden ik in het dorp, niet ver van het hek en de haan, een jongeman tegen het lijf die een bijbaan heeft in het Jerusalem Hotel, zodat we elkaar van gezicht kennen. Hij keek me vriendelijk aan, maar zei, niet zonder ironie: ‘Zo, het ziet er naar uit dat we buren zijn.’ Ik aarzelde even, maar realiseerde me toen hoe de vork in de steel zat- hij is niet één van de Arabische studenten, maar woont in de huisjes achter het hek bij het parkeerterrein. Technisch gezien, moet u weten, is dit studentendorp een settlement is, net als de eerdergenoemde gemengd joods-Arabische wijk Har ha’Tzfardit. Dat ‘technisch’ is een wat bedekkende term, maar het geeft aan dat het in de beleving van veel mensen een gewone Jeruzalemse wijk is, niet zo’n dichtaangesloten gebouwd fort als Ma’ale Adumim of zo’n recent geclaimde heuvel midden in de Westbank. Maar het is een wijk in Oost Jeruzalem, dus in bezet gebied, gebouwd na ’48. De eerste gebouwen van de Hebrew University, hier zo’n anderhalve kilometer vandaan, zijn begin 20e eeuw gebouwd. Nawal, de betreffende jongeman, legde me uit dat zijn familie in die tijd aan deze kant van de heuvel grond had waar geiten graasden en ze het één en ander verbouwden. Zijn vader trouwde een Griekse en het gezin vertrok voor een paar jaar naar Griekenland. Bij terugkomst waren de Jeruzalemse huizenprijzen gigantisch gestegen, zodat de familie zich genoodzaakt zag huizen te bouwen op opa’s stuk grond. Dat stuk werd gaandeweg kleiner (zonder dat zij daar nou op zaten te wachten of inspraak in hadden) toen de HU zich uitbreidde, en tegenwoordig zien deze Grieks-Palestijnse Israeli’s hun danig ingeperkte leefruimte omringd door studenten.
Wie is de vreemde eend in de bijt, ik, in het avondlicht op mijn balkonnetje, met mijn Palestijns Taybeh-biertje in de hand, of de haan, achter het hek.

vrijdag 27 juni 2008

bezoek

Twee Ter Aarders op bezoek! Ik wilde hen iets laten zien van 'mijn' Jeruzalem (niet bezittelijk bedoeld, maar zoals Jeruzalem zich aan mij voordoet). In een café waar ik de komst van
voormalig dorpsgenoten Gep en Lia zat af te wachten, trof ik Meir, een mij bekende rondreizende fotograaf afkomstig uit een Marokkaans-joodse orthodoxe familie. Hij zou die middag naar Mea Shearim, vertelde hij. Daar zou gedemonstreerd worden tegen de Jeruzalemse versie van de Gay Parade die 's middags door de stad zou trekken. Het leek me een waardevolle aanvulling in het programma 'Jeruzalem van een andere kant'. Dus togen we we na een wandeling over de stadsmuur, een bezoek aan Sabeel, falafel en wandeling door prachtig Talbieh (nu een joodse wijk, maar tot '48 leefden rijke Palestijnen en joden hier naast elkaar) naar Mea Shearim. Meir leidde ons door de Ethiopie straat, waar in het verleden christenen en orthodoxe joden schouder aan schouder woonden die wondere wereld in, één van krappe huisjes vol kinderen, grote yeshiva's en kleine winkeltjes met boeken. Bovendien wist Meir ons attent te maken op details die de argeloze toerist zouden ontgaan: aanplakbiljetten die functioneren als kranten en die waarschuwen tegen allerlei geneugten en gevaren (op één ervan, een hoedenmaker bood zijn diensten aan, stond een telefoonnummer, waarbij iemand anders had geschreven dat het niet kosher was, het nummer was namelijk niet van het eigen ultra-orthodoxe telefoonnetwerk), graffiti van een Davidsster naast een hakenkruis- de meeste inwoners van Mea Shearim zijn tegen de staat Israel, want goddeloos en niet door God gesticht (zie het spandoek op de foto: Zionist Holocaust of the Jewish Nation). Meir vertelde dat groente zoveel mogelijk wordt ingevoerd uit de West Bank, om Israel niet te steunen. En hij wist ons naar een vrouwenzaaltje boven een synagoge te leiden vanwaar we neerkeken op een tafereel waar ik mijn ogen nauwelijks van kon losmaken: daar beneden rond een houten tafel vol heilige geschriften zat een groep op het oog oeroude mannen met witte baarden. Eén van hen sprak, de anderen bladerden, vulden her en der wat aan. Van een demonstratie overigens geen spoor. Maar aan de rand van de wijk troffen we een verzameling demonstranten. Een rabbi met microfoon waarschuwde de aanwezigen (die daarvan me dunkt al overtuigd waren) dat de optocht die door West Jeruzalem trok een mars des doods was, en het is de taak van de orthodoxe gemeenschap om de Heilige Stad zuiver te houden. De demonstratie verliep rustig- Lia en ik werden gevraagd of we wat afstand wilden nemen, een passante in een kort rokje kreeg het advies zich snel uit te voeten te maken. Voor het overige verliep alles rustig, de aggressieve taal ten spijt.



We sloten de dag af in Oost Jeruzalem, in Jerusalem Hotel, waar het bier ons uitstekend smaakte.

donderdag 19 juni 2008

van steegje naar podium

Het leven in een vreemde stad biedt tal van kleine verbazingen en ergernisjes. Ik ben er zelf ook sterk in mezelf ergernisjes te bezorgen, overigens. Zo was ik het portemonneetje met daarin mijn studentenpas en sportschoolkaart kwijtgeraakt. Na twee weken van moeizame onderhandelingen met bewakers (ik woon hier echt, ik studeer hier echt, ik wil heel graag sporten) en tevergeefse hoop dat het ding plots weer uit de lucht zou vallen, vervoegde ik me in het kantoortje van de gym voor een nieuw pasje. Het kantoortje was eigenlijk al dicht, maar toch nog open, en de dame meldde me dat een nieuw pasje 50 shekel kostte. En of ik wel goed had gezocht. Ja, zei ik, twee weken lang. Dat, in combintie met mijn betrouwbare voorkomen dat me in dergelijke gevallen zoveel gemak bezorgt, overtuigde haar, en met een lichte zucht zette ze zich achter de computer. Mijn studentnummer? Wist ik niet, want studentenpas ook kwijt. Zucht. Naam? Janneke Stegeman. Ze keek me twijfelend aan. Nog een keer? Langdurig zoekwerk. Nee, ik stond niet in de computer. Intussen had ik op een vodje papier toch mijn studentnummer gevonden. Zij voerde dat terstond in, bestudeerde het scherm en zei: 'Dat is niet jouw naam! Jij heet Djannek Ztegmen!' Fair enough, dacht ik, nam de nieuwe kaart in ontvangst, betalen hoefde niet, en ging op zoek naar een vrije loopband.
Bij het tentamen Hebreeuws (waar je je moet legitimeren, zodat we geen Israeli op onze plaats kunnen zetten om al die vermoeiende vormpjes in te vullen) deed zich een vergelijkbare situatie voor. Geen Stegeman op de lijst. Toch wel, zei ik, en wees op mijn naam op. Nee, zei ze, dat is Zteedjmen. Feike lgaf laatst een mooie typologie van mij als steegbewoner- dit is een mooie promotie: van steeg naar podium.
Tot slot: op een ochtend om kwart voor acht 's ochtends ging de bel. Concierges, drie in getal, stonden op de stoep. De eerste met een vodje papier, de tweede met een kwast, de derde met een emmer verf. Uit het weinige dat ze zeiden (twee van hen waren Aziaten en spraken beperkt Hebreeuws, de derde mummelde) maakte ik op dat ze voornemens waren iets te doen met de barsten in de muur. Die barsten schijnen aanleiding tot zorg te zijn. Het gebouw is een jaar geleden opgeleverd, en nu al overal barsten. Maar deze Willem-met-de-waterpomptang c.s. scheen een oplossing te hebben. 's Middags bij thuiskomst bleek dat zij netjes alle barsten hadden overgeschilderd, een paar tinten donkerder dan het oorspronkelijke wit. En blijkbaar hadden ze sigaretjes gerookt op mijn kamer, waar het stonk. Weer een dag later zag hen gedrieen in vakantie-stand in het leegstaande appartement naast ons zitten, sigaretjes rokend. Tien minuten later ging de bel. Ze wilden het nog eens overschilderen. Beroechim ha' baiem, ga je gang, leef je uit. Ik zocht mijn toevlucht in mijn kamer, sloot de deur en zette Zijlstra op.

feestjes

Er waren nogal wat feestjes te vieren in deze stad de afgelopen tijd- 60 jaar Israel, 40 jaar verening/bevrijding Jeruzalem. Ter gelegenheid van dat laatste wapenfeit (nl. gevolg van de oorlog van ' 67- inderdaad, dat is 61 jaar geleden, maar blijkbaar had niemand er afgelopen jaar aan gedacht of vindt men dat het nog wel een keer gevierd kan worden) was er een podium opgericht bij Jaffa-Gate, de toegangspoort tot de christelijke en Armeense wijk, en tevens de meest sophisticated poort. Zeker sinds de recente opening van een winkelcentrum net buiten de poort. Ik moest er nogal aan wennen, al die luxe en sjieke winkels net buiten de wondere wereld der Oude Stad, met haar eindeloze kleine winkeltjes en afding-praktijken. Inmiddels weet ik hoe lekker de koffie smaakt op het terras van cafe Aroma, met uitzicht op middeleeuwse muren.
In de oorlog van 1948 viel het oostelijke deel van de stad, inclusief Oude Stad, in handen van het Jordaanse leger. Een muur scheidde de beide stadsdelen van elkaar. Het grensgebied vertoont daarvan nog sporen: cafe Borderline (veel gezelliger dan je afgaand op de naam zou vermoeden) en het Museum of the Seam (dat coexistence hoog in het vaandel heeft). Mijn tijdelijke thuis Mount Scopus ligt trouwens in Oost-Jeruzalem, zodat de uni tussen ' 48 en ' 67 een kwijnend bestaan leidde, en slechts bereikbaar was met bewapende konvooien. In 1967, de Zesdaagse Oorlog, veroverden (of heroverden, afhankelijk van het perspectief) de Israeli's de Oude Stad. Een gebeurtenis van grote betekenis voor veel joden, die zich naar de Klaagmuur spoedden om daar te bidden dan wel de Hora te dansen. Maar hoe 'enig' is Jeruzalem? De annexatie van Oost Jeruzalem wordt niet erkend door o.a. de VN. De meeste landen hebben hun ambassades dan ook niet in hoofdstad Jeruzalem, maar in Tel Aviv. Aval in Arabische buurten wordt zeer onregelmatig opgehaald, en stoepen zijn een zeldzaam verschijnsel. De kleine huisjes zijn overbevolkt, maar inwoners krijgen geen toestemming iets nieuws te bouwen (want het is niet de bedoeling dat de Arabische bevolking de overhand krijgt in deze ' eeuwige hoofdstad der joodse staat). Het geeft ook te denken dat Sven en Jeanet op Ben Goerion Airport stevig ondervraagd werden- of ze toevallig ook in Oost Jeruzalem waren geweest ('Ja', zei Sven zeer bijdehand, 'hoe kan ik anders op snelweg nummer 1 komen?'). Dat is dan toch niet de bedoeling, dat je je als toerist inlaat met dat deel van het herenigd Jeruzalem.

zondag 15 juni 2008

bruiloftsverslagen

Ik zou nog schrijven over Candans bruiloft! Candan was prachtig, de sfeer goed- sjiek en toch ontspannen. Hoewel behalve de setting, het weer, de dominerende haarkleur en de muziek niet erg anders dan een Nederlandse. Goed, iedereen danste op Arabische en Turkse muziek, met groot gemak en plezier, ook oudtantes met kunstgebitten en overgewicht. De avond was zwoel, palmbomen ruisten in het verkoelende windje en de waterpijp-rokende gasten werden weerspiegeld in het blauw van het zwembad. Geen paarse tijgerprintjurken gesignaleerd.

Gebruiken rondom geschenken verschillen ook. Niemand sleept met tafelzilver of keukenmachines. Het is heel eenvoudig: 150 shekel p.p. in een envelopje vergezeld van een kaart. Op de mijne, roze natuurlijk en met strikjes, stond in de lokale persiflage op Engels: 'let every day is a good living day', wat zonder twijfel positief bedoeld is.


Het lot bedeelde me nog een bruiloft toe. Turkse vriendin Tana was uitgenodigd voor de verbindtenis van een Pakistaans/Amerikaans bruid en Israelische bruidegom die Messias-belijdend-joods is. Omdat ze niemand kende, ging ik mee. Onderweg (we kregen een lift) kwamen we erachter dat de feestelijkheden plaats vonden in de woestijn van Judea, in een gelegenheid genaamd 'eretz bereshit' (land van genesis). Dit keer maakt ik de ceremonie mee: op een heuvel die prachtig uitzicht bood op de Judese heuvels stond de 'choepa', waar de bruid zeven rondjes om te bruidegom draaide, de bruidegom een glas kapot stampte en de maaltijd werd gevierd.



onderzoek

Het werd toch al eens tijd om hier iets te schrijven over onderzoek. Want daarvoor was ik toch in de eerste plaats hierheen gekomen, nietwaar? Sommige lezers begonnen zich af te vragen waarom het toch zo stil bleef rond die Jeremia. Te saai om over te schrijven? Of zou ik soms teveel opgaan in andere dingen?
In allebei zit wel iets. Onderzoek heeft zo z'n vermoeiende kanten. Ik bijvoorbeeld word wel eens wat mismoedig van de details waaronder de gretige jonge onderzoeker bedolven wordt wanneer zij zich stort in een nieuwe wereld, zoals Qumran. Voorlopig ben ik geloof ik nog niet in staat daar al te lezenswaardige berichten over te schrijven. Andere dingen hier lenen zich daar veel beter toe.
Evenwel, de afgelopen twee weken was ik lekker bezig. In alle details werden wat grote lijnen zichtbaar, ik bezocht Qumran en was oprecht gefascineerd (ondanks dat ik Jeremia-grot 4 niet heb gezien- had niet gerekend op zo'n steile klim) en bedacht me in het algemeen dat ik biebs leuk vind, en schrijven, en lesgeven. Dus dat ik het echt jammer zou vinden als het onderzoek geen doorgang kan vinden na dit jaar. En dat ik me daar een beetje bezorgd over maak. Leidt deze arbeid ergens toe? En wat zal ik 'ns doen met mijn leven hierna? Kan ik niet beter de kansel op? Dergelijke gedachten doen de jonge onderzoeker geen goed.
Dit opdat jullie je een voorstelling kunnen maken van mijn vreugde toen ik vanmorgen mijn mailbox opende en een bericht aantrof van de VU. Een bericht dat ik niet zonder nervositeit opende. Anderhalve week geleden had ik een sollicitatiegesprek voor een PhD-plek via Skype, en ik wist niet of wat ik kwijt wilde die schimmige figuren in 13A42 (schimmig vanwege de camera) echt had bereikt. En wat voor indruk had ik gemaakt, via dat cameraatje op mijn computer, waar ik zwetend achter zat, met gefronst voorhoofd en gespitste oren om de vragen te verstaan. Maar het nieuws was goed: ze zien het wel zitten met mij en met Jeremia. Dus heb een baan. Kan dit onderzoek tot een goed einde brengen.
Ben erg blij!

vrijdag 6 juni 2008

bezoek!


Ergens tegen de ochtend werd ik wakker, in de Oude Stad in het huis van Meta. Op mijn nieuwe fiets (wat een zaligheid! In vijf ipv twintig minuten bereik in nu Damascusgate, soepel afdalend op mijn Jaguar mountainbike) was ik daar aangekomen, zeer verheugd dat Sa en Sven op dit prachtige plekje kon ontvangen- omdat Meta-schat een weekendje elders was. Jeanet!, dacht ik, wreef mijn ogen uit, en twee minuten later ging mijn telefoon. Ze stonden voor de deur. Een wonder. Zomaar geland in Tel Aviv, de weg naar dit huis gevonden. De volgende ochtend gingen we samen ontbijt halen, mijn zusje en ik. Dwars door de Oude Stad naar Damascus Gate. Drie orthodoxe joden in lange jassen waren de eerste levende zielen die buiten we troffen, en ik zag hen bijna over de bontmuts. Jeanet natuurlijk niet, zoals zij allerlei modedetails signaleerden die mij waren ontgaan, terwijl Sven verrassende verkeers- en intermenselijke observaties deed. We liepen een stukje door de christelijke wijk, dan door de Arabische met haar kleuren en geuren. Ik keek af en toe verbaasd opzij. We kochten het brood en aten het op, in de zon, op het dak van Meta's huis. De eerste dagen ontdekten we samen Oude Stad en Westbank, en Jeanet en Sven gingen naar Tel Aviv.
En we huurden een auto. Dan blijkt pas echt hoe klein dit landje is- in drie dagen hebben we het van noord tot en zuid en oost tot west doorkruist. Piepklein was ook onze auto, tot lichte frustratie van Sven en in schrille tegenstelling tot de bloemrijke beloften van de besnorde verhuurder ('Maak je geen zorgen, ik zorg voor een goede auto!'). Sven heeft overigens wel alles uit het autootje geperst wat erin zat, bochten aansnijdend op hete lege wegen naar Eilat. We zetten koers richting Dode Zee (heet! heet! heet!), lieten Jericho links liggen en reden in een rechte lijn naar boven, door ht prachtige landschap langs de Jordaan. (Volgens onze kaart en ook volgens de verhuurder is dat geen West Bank. West Bank, dat zijn een paar donkerbruine en gele vlekken in Judea en Samaria.) We reden door dat Mount Hermon, de uiterste noordoost hoek van de Golanvlakte en genoten daar van frisse wind en prachtig uitzicht. Vanaf daar via Kiryat Shmona naar Sfad (dat een beetje tegenviel) en naar Akko, waar we een hapje aten aan de Middellandse Zee, aanbod van lokale hotels afsloegen en verder reden naar Haifa, helaas de stad zonder hotels. Dus doorgereden naar Jeruzalem- ach hoe heerlijk dat alles hier dichtbij is. (En ik dacht aan Jeruzalem als aan thuis, en mijn hart maakte een sprongetje toen we laat die avond de stad binnenreden.) We sliepen op geimproviseerde bedden in mijn appartement, en vervolgenden die ochtend onze weg naar het uiterste zuiden: Eilat.
Zaterdagmiddag keerden we terug in Jeruzalem, om daar de laatste rustige dag en avond door te brengen. Jeanet had haar zinnen gezet op kefiyyeh's in een specifieke kleurstelling, Sven en ik volgden haar geduldig op haar speurtocht door de wondere wereld van de Oude Stad, en volgden niet zonder bewondering haar afding-kunsten. Ik wilde hen graag de prachtige buurten Talbieh en German Colony laten zien, waren vroeger allerlei rijke bewoners van Jeruzalem broederlijk samen woonden in prachtige huizen in Palestijnse stijl. We dronken koffie en aten cheesecake. 's Avonds aten we in Jerusalem Hotel en rookten waterpijp- een andere must-do waar we nog niet eerder aan toegekomen waren. Het was zeer knus. Ik raakte gaandeweg melancholiek gestemd. Helemaal geen zin om hen 's nachts naar het vliegveld te brengen en gedag te zeggen.
Er zijn foto's van al deze mooie dingen, en zodra de vriend van de neef van de kapper van.. mijn laptop heeft gefixed, hoop ik die te plaatsen.

bruiloft!

Candan en Hosam gaan trouwen! Candan (hippe blonde Turkse) en ik waren twee jaar geleden kamergenoten, en dan zijn er twee opties: zusterlijke vriendschap of broeierige vijandschap. Wij ontwikkelden het eerste. En nu zal de liefde tussen haar en Hosam gevierd worden, tijdens een Turks-Palestijnse feest morgen in Jericho, in het Intercontinental Hotel. Uit de reacties van mensen die het kunnen weten, maak ik op dat dat hier geldt als de plek om te trouwen, zeg maar Amstel Hotel. En zoveel mogelijkheden hebben Palestijnse vrouwen nu ook weer niet om te tonen wat ze zoal in hun kast hebben hangen (vraag maar aan Jeanet). Reken dus maar dat ze zullen uitpakken. En, bedacht ik met toenemende nervositeit, ik heb niets dat ook maar in de buurt komt van Palestijnse sjiek. Gelukkig was Audra bereid een middag mee te gaan winkelen. We besloten dat Saladin Street in Oost Jeruzalem de passende plek was om een jurk te vinden-want het is zonneklaar dat ik morgen een jurk behoor te dragen. Het was een prachtig inkijkje in Palestijnse winkelcultuur. Mijn hemel. De eerste winkels boden veel jurken, maar geen die ik draagbaar achtte-niet naar een bruiloft, maar ik kon meestal ook geen ander passende gelegenheid verzinnen. Ons oog viel op een etalage met in ieder geval een tamelijk draagbare jurk- hoewel wat glimmend en met een erg grote strik. Een trap leidde naar een grote ruimte die me onmiddellijk terug bracht naar Henny Huisman's Soundmixshow. ' Ik ben Janneke en ik doe Madonna na.' Het jeugdige playbacktalent werd dan naar een winkeltje geleid, waar een ongelooflijk bonte verzameling artiestenkleding hen opwachtte. In mijn geval werd de rol van Henny Huisman vertolkt door de eigenaar Naib, die 'elke twee weken naar Parijs gaat' om de nieuwste jurken mee te neme. Het pashokje was benauwd en klein. Naib sleepte de ene na de andere jurk aan, subtiel bijgestuurd door Audra ('Dat is werkelijk een prachtige jurk, maar misschien niet zo passend voor de gelegenheid- over een zilverglimmende minijurk waarover zelfs Tina Turner haar aarzelingen zou hebben). Ik besloot te vertrouwen op zijn kennersoog, de wonderlijke creaties van paarse tijgerprint en dikke glanzende stoffen die het hokje werden binnengebracht ten spijt. Ik trok het allemaal aan (ook het TT exemplaar). En werkelijk, Naib's enthousiasme over de paarse tijgerprint was niet geheel ten onrechte. Alleen: ik ben te Nederlands om dat aan te doen. En dat geldt ook voor die verbluffende jurk in geel en rood met gouden tailleband, hoewel mijn spiegelbeeld me op een verrassend manier best aanstaat, sorry. Naib zuchtte en zocht zijn toevlucht in bewerkelijke, loodzware exemplaren in gedekte kleuren, waarin ik me verschrikkelijk voelde. Toen ging hem een licht op. Een roze jurkje droeg hij aan. Niet uitzinnig, niet truttig, niet loodzwaar, geen volkomende absurdistische kleurstellingen, geen strikken. Erg mooi. Ik trok het aan. Het zat als gegoten. Ik slaakte een diepe zucht van opluchting. Meer nieuws volgt!