dinsdag 26 februari 2008

Tweede Vastenweek

De tweede week. Ik stond in de bieb, geduldig te wachten op mijn beurt. Een medewerkster sprak me aan: ‘Als je zo beleefd bent, bereik je in dit land nooit wat.’ En zo is het. Wie wat wil in Israel, moet dat laten merken, direct zijn, wat druk uitoefenen en zeker geen tijd verspillen met beleefdheden. En ik wilde nogal wat, afgelopen week. Een tentamen leren, contacten leggen voor studie en werk, de hort op, mensen ontmoeten. Nog los van die doe-dingen ook met het proces me hier thuis te voelen. En temidden van die dingen speelde geweldloosheid door mijn hoofd. Vaak gaf vasten me structuur, van ’s ochtends een moment van stilte, van niet zomaar her en der wat eten, maar op vaste tijden. Het bracht een ritme van oplettendheid en soberheid met zich mee dat op een gegeven moment aangenaam werd, en de belofte van een feest waarop alles wat ik had ontbeerd in overvloed voor handen zou zijn.Met vasten op geweld ligt dat anders. Het is niet zo duidelijk aan te wijzen welke dingen ik nu niet doe, of wel, of anders. Eerder is het nu het leven in een vreemde omgeving dat maakt dat ik mezelf als het ware meer opval- wie ik ben en wil zijn, en wat ik nodig heb om me goed te voelen. Jeruzalem maakt me religieuzer. Misschien omdat godsdienst in mooie en minder mooie vormen overal aanwezig is in deze stad, misschien omdat ik hier harder nodig heb. Samia, een Palestijnse vrouw, zei: ‘Als we geen geloof hadden, zouden we het hier nooit volhouden.’ En dat zet me aan het denken. Hoe werkt dat dan? Geeft geloof je geduld en aanvaarding, in de rij bij de kassa, maar ook in echt moeilijke situaties? Of moed en kracht om je in te zetten voor verandering? Voor Samia gelden denk ik trouwens beide. ‘Laat me aanvaarden wat ik niet kan veranderen, en geef me de moed om op te staan waar verandering nodig is.’ Dat is een mooi gebed voor mij voor deze vastentijd. Misschien is het een goed idee om een paar van zulke steunpunten aan te brengen. Die maken het geweldsvasten wat tastbaarder. Komende week ga ik iedere dag iets heel langzaam doen, dat ik normaal het liefst snel doe. Ik ben vanochtend begonnen met traag zwemmen, in de baan waar een stevige oudere heer en een zeer oude dame heen en weer dreven. Zij zwom op haar rug, en als haar gracieuze trage armbewegingen op iets hards stuitten, wist ze dat de overzijde bereikt was. Ik heb af en toe gesmokkeld door in te halen. En een baantje op mijn rug toch te snel gezwommen en de oude heer gebrutaliseerd. Ik wil ook wat mensen van hier vragen hoe zij de balans vinden tussen heilig geduld en heilig ongeduld: waar pas je de strategie van geduld en acceptatie toe, en waar probeer je dingen te veranderen?

Geen opmerkingen: