zondag 16 november 2008

weg huis

(Nee, niet het mijne. Wat volgt relativeert mijn huisperikelen nogal.)
Zondagavond zat ik met tranen in mijn ogen te luisteren naar een man met ud die liedjes zong over Jeruzalem, met mij een groep Palestijnen en mensen van her en der. Locatie: een veldje in het Oost Jeruzalemse Sjeikh Jarrah, op de achtergrond huizen op een heuvel en één tent.

Een week eerder was ik na kerk en koffie de berg opgefietst naar de universiteit, toen ik op hekken stuitte. De weg door Sjeikh Jarrah was afgezet, lanterfantende soldaten hingen rond bij de wegblokkade. Een onbehaaglijk gevoel bekroop me. In Sjeikh Jarrah wonen kolonisten- Israëlische vlaggen en een torentje met soldaten verraden hun aanwezigheid. Via het EA team was me ter ore gekomen dat één Palestijns gezin in een bijzonder penibele situatie verkeerde. De familie al Kurd woont sinds 1956 in Oost Jeruzalem. Van de Jordaanse regering, die dat gebied toen in handen had, hadden ze grond gekregen om een huis te bouwen. Ze waren namelijk in de oorlog van ’48 gevlucht uit Jaffa. Sinds Oost Jeruzalem is bezet door het Israëlische leger in 1967, claimt een groep joodse kolonisten dit stuk land. Vijfentwintig jaar lang werd het conflict in rechtbanken uitgevochten- hoewel de claim van de kolonisten nogal uit de lucht kwam vallen. De Al Kurd familie breidde zich ondertussen uit, en ze lieten een stuk aan hun huis had laten bouwen om een zoon met zijn gezin ruimte te bieden. Toen de familie in Jordanie was voor ziekenhuisbezoek van meneer al Kurd (een hartpatiënt die in een rolstoel zit), liet een groep kolonisten de sloten veranderen van het stuk nieuwbouw en betrok het. Dat wil zeggen: bij toerbeurt houden groepjes kolonisten er de wacht, gedreven door de overtuiging dat heel Jeruzalem hen toebehoort. Dat was in 2001. De familie poogde met hen te onderhandelen, maar dat had geen effect. Meer rechtzaken volgden. Die werden gewonnen door de kolonisten. Daarom stonden die hekken er zondagmorgen: die ochtend, of eigenlijk nog die nacht, was het leger gekomen om de familie hun huis uit te zetten. Met mijn fiets kon ik langs de blokkade, en een buurtbewoner liet me vanaf zijn balkon zien om welk huis het ging. Voorlopig woont de familie in die tent op dat veldje in Sjeikh Jarrah, vader Al Kurd is vanwege zijn zwakke gezondheid elders ondergebracht.

Het is een absurd verhaal, maar geen incident. Op de achtergrond hiervan speelt het streven van een organisatie van joodse kolonisten om zich te vestigen op zoveel mogelijk plekken in Oost Jeruzalem (en de Westbank), waaronder Sjeikh Jarrah. Bij de gemeente hebben ze een verzoek ingediend voor de bouw van 200 huizen bestemd voor joden en de sloop van 28 Palestijnse huizen. Wat de sloop van een huis betekent, is nog beter te begrijpen als je je realiseert dat het Palestijnen bijna onmogelijk wordt gemaakt te bouwen. Aangezien de gezinnen ondertussen groeien en groeien, wordt de huisvestingssituatie met de dag meer penibel. Dus bouwt men wel eens wat zonder toestemming. Dan volgt een sloopbevel. Wanneer de bulldozer komt, weten de bewoners niet, behalve dat het ’s nacht zal zijn. En omdat ze nergens anders heen kunnen, zit er niets anders op dan af te wachten.

Naast me zat een Palestijnse vrouw te luisteren naar de ud-speler. Haar dochtertje van een jaar of drie dribbelde om ons heen. Ze wonen naast de kolonisten, vertelde mams. Haar dochtertje, Esma, durft niet buiten te spelen. Ze is bang voor hen.

Geen opmerkingen: