zondag 23 november 2008

dansen tot vergetelheid

Donderdagavond ging ik dansen met Sytske. In een West Jeruzalems uitgaansoord troffen wij een uitbundige groep alternatieve Israeli’s. Het stond al weken op het program, maar steeds heb ik Sytske teleurgesteld. Dit keer niet. Ik heb aangekondigd dat ik meega, omdat ik van dansen hou en het me goed zal doen. Goeie muziek, alternatieve, leuke Israeliers, die proberen zich het leven zo aangenaam mogelijk te maken. Maar ik pas er niet tussen vanavond.
Die dag namelijk nam Meta mij en nog zeven Nederlanders (deelnemers aan de Sabeel conferentie) mee. Naar plekken die je de rafelranden van Israel zou kunnen noemen, maar die meer laten zien van wat dit land is dan het pseudo-onbezorgde West Jeruzalem. De dag drukt me met de neus op de feiten. Het is flink mis in dit land.
Ons eerste reisdoel Hebron. Ik heb er veel verhalen over gehoord. Hoe absurd de situatie daar is, hoe agressief de joodse kolonisten. Maar nu ben ik er zelf. Zie hoe een groepje schoolkinderen zich door een checkpoint in de stad wringt. Zie checkpoints in de stad. Proef de doodse sfeer in het gedeelte dat in de handen van kolonisten is. Hebron, afgeleid van het Hebreeuwse chaveer, vriend. In het Arabisch: Al Galil, eveneens vriend. Want het is de stad van Abraham en Sarah, ons aller aartsvader en –moeder. Ook van de kolonisten. Zij beschouwen zichzelf als de voorhoede van de Israëliërs, moedige bewoners van een vooruitgeschoven post, die helaas door de regering gediscrimineerd worden.
Een eindje verder ligt het dorpje Um alGer (een poëtische naam: moeder van het licht, of de vreugde- mooi ook is het hier, nog niet eerder was ik zo ver in het zuiden van de Westbank). Ook hier kolonisten, Carmel ziet er uit als een modeldorp. Er is een hek omheen gebouwd, en direct daarnaast staan de armoedige huisjes en tenten van de inwoners van Um alGeer. Het is de gebruikelijke tegenstelling van Israeliers die het goed voor mekaar hebben en Palestijnen die tussen puinzooien leven. Goed om je realiseren dat de bewoners van het volgens internationaal recht illegale nederzetting kunnen rekenen op alle voordelen van het Israëlische burgerschap, plus nog extra belastingvoordelen en lage huizenprijzen- omdat ze kolonisten zijn. De bewoners van Um alGer zijn Palestijnen, bedoeinen om precies te zijn. Elk van hun huizen kan ieder moment verwoest worden door de Israëliërs. En dat is, net als in Oost Jeruzalem, geen theorie. We ontmoeten een vrouw. Ze zit voor haar Rode Kuistent, naast de brokstukken van haar zopas verwoeste huis. Eén van haar acht kinderen ligt in haar schoot. Ze herhaalt steeds: deze tent heeft geen muren, geen dak. Als het regent, loopt alles onder. Haar man heeft nog drie vrouwen, geld is er niet. Het is niet echt een dorp- van de voordelen die het leven in een dorp doorgaans biedt (water, elektriciteit, een veilige plek) heeft het alleen saamhorigheid en gastvrijheid. Een mooi meisje van 21 vertelt dat ze sociale hulpverlening heeft gestudeerd. Geen werk is er. Hoe is het leven hier, vraag ik haar. In de lente gaat het wel, verder is het zwaar, zegt ze. Ach, de lente, hoe lang duurt die hier ten zuiden van Hebron? Anderhalve maand, hooguit. Verder is het hier meestal snikheet, en anders regenachtig en koud.
Zal ik nog meer vertellen?- de dag bood meer varianten van ellende dan ik kan verwerken. De reis ging verder naar Al Tuwani, ook Westbank, ook kolonisten een heuvel verder, ook voor ieder huis een demolition order. De kinderen van een dorp verder gaan in Al Tuwani naar school. Onder bewaking van het leger, want ze worden wel eens met stenen bekogeld door kolonisten. Eerder deden mensen van het Christian Peacemakers Team dat, tot één van hen in het ziekenhuis belandde. Het leger verbood toen dat zij nog langer mee zouden gaan. (Ik kan me adequatere reacties voorstellen, maar deze past wel in het plaatje). Kinderen, bekogeld door volwassenen. Verhalen die we in Hebron ook al hoorden.
Tot slot rijden we de Westbank uit naar Israel. Een dame van een co-existentie organisatie stapt in. Zij, misschien, is nog het meest een doorsnee burger. Maar een afvallige is ze, iemand die niet meezingt in het koor dat verkondigt dat Israel een democratie is. Ze neemt ons mee naar een Bedoeïenendorp onder Bersheva. Het is een niet-erkend dorp. De volgende dag vertel ik aan Audra: We visited an un-recognized Bedoein village. Zij: ‘So how was Meta able to recognize it?’ Dat geeft de absurditeit van de situatie wel aan. Hier wonen een paar duizend mensen (in totaal wonen er 76.000 Bedoeienen in niet-erkende dorpen). Die zie je niet zomaar over het hoofd. Maar de Israëlische regering lijkt daar toch in te slagen. Het dorp heeft geen voorzieningen- geen water, elektriciteit, de regering voorziet niet in scholen, geasfalteerde wegen, vuilnisophaaldienst of wat ook. Je vindt het dorp op de kaart niet terug. Voorheen trokken de Bedoeienen door de hele Negev met hun kudden. Nu zijn ze teruggedrongen naar deze rij heuvels, onder de rook van chemische fabrieken- een hoog percentage gevallen van kanker en huidziekten is het gevolg
Dit is geen achtergebleven gebied- dit is de democratische staat Israel. Dit zijn geen mensen die niets kunnen of niets willen. Dit zijn mensen die geblokkeerd worden in hun pogingen iets van hun leven te maken. De bedoeïenen hebben zelf scholen gebouwd, zodat hun kinderen (en dat zijn er niet weinig) scholing krijgen. Zijn al meer dan twintig jaar bezig met rechtzaken om een veilig en erkende plek om te leven te krijgen. Maar tot nog toe 0 op het rekest. Op ieder huis rust een demolition order. Wie durft te investeren in verbeteringen? Groei, ontwikkeling, hoop, dromen, vooruit!. Die wens, trouwens ook humor, zie ik in de ogen van Ibrahim, de man die ons ontvangt, koffie en thee serveert rondom het vuur en een glimpje laat zien van wat zijn leven is.
En dan de vraag naar koffie drinken, studeren, relaxen in West Jeruzalem- een deel van mijn leven hier. De dans der onwetenden, onverschilligen, of degenen die trachten te vergeten. Wat die laatsten betreft: ex-soldaten van Breaking the Silence zijn zo moedig te vertellen over wat ze in Hebron hebben gezien en zelf uitgevreten (zie www.shovrimshtika.org/index_e.asp).
p.s. De tent van de familie Al Kurd uit het vorige bericht is vernield door het Israelische leger
p.s. 2 Ik ga opnieuw verhuizen, naar West Jeruzalem, met Audra, Matt & Ben. Het appartement heeft vooralsnog geen meubels, maar ook geen demolition order, en de huisbaas is een knuffelbeer (guitige oogjes, het ene oor wat groter dan het ander). Tot zover de berichtgeving over burgers, tenten en huizen.

Geen opmerkingen: