donderdag 12 maart 2009

oponthoud en een onverwachte ontmoeting

In het weekend reisden Audra en ik per huurauto van Jeruzalem naar Galilea- met dank aan Meta, die met een groep in Nes Ammim is en een kamer extra heeft. Een weekendje weg! Weg uit ons lawaaierige appartement, weg uit de idiote stad, naar groen en fruitig Galilea (zie foto’s, de eerste is van de bloeiende woestijn langs de Jordaan).
We besluiten de kolonistenweg door de Westbank te nemen, omdat dat een mooie route is, zeker nu de lente zo uitbundig haar best doet. Westbank is dat, in principe Palestijns gebied dus, maar het wordt door Israeliers nauwelijks als zodanig beschouwd. Het is gewoon een doorgaande weg naar het noorden, en toevallig passeer je bij het in- en uitrijden een checkpoint. Maar da’s – zolang je geen Palestijn bent – een kwestie van even zwaaien en weer door. Om onduidelijke redenen worden wij apart genomen als we Israël weer in willen rijden. Of we alle spullen uit de auto willen halen. Dat doen we, en ergens tussen melig en knorrig in plaatsen we onze tassen op de controleband. De beambte die het computerscherm in de gaten houdt, zit verveeld te flirten. Buiten wachten we, ergens tussen melig en knorrig in, terwijl een herdershond onze auto doorsnuffelt. Ik besluit een foto te maken- om eerlijk te zijn omdat ik ook wel weet dat ze daar niet van houden, en omdat ik zin heb op mijn beurt hen dwars te zitten. Het flirtende manneke komt op me af, nu boos: ‘Het is verboden om hier foto’s te maken!’ En hij steekt zijn handen uit naar mijn toestel. ‘Het is ook verboden om aan mijn toestel te zitten,’ antwoord ik. Hij staat nu pal voor me- zijn spiegelende zonnebril reikt tot mijn kin, en zegt ‘Ik bepaal hier wat wel en niet mag’, en beent dan weg. Hij komt terug, met een nieuw ideetje: breng jullie auto daarheen! Hij wijst naar een soort kooi met zo’n garageconstructie erin, zodat de auto van onder gecontroleerd kan worden. Ik rij met de auto achter hem aan. Ik wil hier weg, denk ik, weg uit het land waar een weekendje weg begint met een lange stop checkpoint. In de kooi staat de zonnebrilman met z’n rug tegen de metalen achterwand, te gebaren hoe ver ik nog door kan rijden. Blijkbaar zonder angst dat ik hem –mijn beurt om te pesten- zal pletten. Buiten is inmiddels een auto met een gezin gearriveerd. Het zijn Israëlische Palestijnen, die uit hoofde van hun Israelisch burgerschap van deze weg gebruik kunnen maken, en die dankzij hun Palestijnse uiterlijk ook in aanmerking komen voor de lange behandeling bij het checkpoint.
‘Ga maar zitten’, zegt een andere bewaker tegen Audra en mij, ‘het zal wel even duren.’ Dan begint hij te vertellen over zijn werk. ‘Ik bescherm mijn land. Hebben jullie gehoord wat er gister is gebeurd?’ Nee, dat hebben we niet. Hij legt uit dat er andermaal een Palestijn op een shovel op Israëlische joden is ingereden. ‘Daarom doe ik dit werk. Ik ben bang voor Palestijnen. Joden moesten een ster dragen. Is er enig ander volk dat dat ooit moest? Wij moeten onszelf beschermen.’ Uit zijn grote blauwe ogen spreken oprechtheid en vastbeslotenheid. Ik kijk naar hem en naar het Palestijnse gezinnetje. Allerlei gedachten schieten door mijn hoofd.
Na een tijdje komt de zonnebril terug. We mogen weg- maar alleen als de foto’s worden gewist. ‘En ze waren zo mooi’, zucht ik. ‘Wissen! Nu!’ Niet in voor grapjes. Hij kijkt mee terwijl ik de foto’s wis. ‘Nou ja,’ zeg ik, ‘een geluk dat de Westbank vol met checkpoints staat. Allemaal kansen voor mooie foto’s.’ Voor het eerst lacht hij, blijkbaar toch niet ongevoelig voor absurditeit van de situatie (maar geen foto's dus hiervan).
In de auto blazen Audra en ik stoom af. De zonnebril is een machtswellusteling, vinden we. Dacht hij één moment dat wij snode plannen hadden? Welnee. De blauwogige vonden we sympathieker- een man met een missie die op het eerste oor lof verdient: zijn volk beschermen. Alleen: is uiteindelijk iemand geholpen met checkpoints en de muur? is dat echt de weg tot veiligheid?
En dat van die shovel, hoe zit dat? Een Palestijnse shovelbestuurder uit Oost Jeruzalem is van de juiste weghelft geraakt en op een politieauto en een bus ingereden. Twee agenten zijn licht gewond geraakt, de Palestijn is onmiddellijk neergeschoten. Het huis van zijn familie, die is opgepakt, dreigt te worden verwoest. Collectieve strafmaatregelen. ‘Een terroristische aanslag’, lezen de meeste Israëliërs in hun ochtendblad, de angst voedend dat Palestijnen redeloze wezens zijn, alle uit op de ondergang van Israël. ‘Het was een ongeluk’, zegt de familie.
Hoe dan ook, de checkpointmedewerker is eens te meer overtuigd van het nut van zijn arbeid (behalve dan dat de shovelbestuurder uit Oost Jeruzalem kwam, en dus geen checkpoint door hoeft om in Israel te komen). Natuurlijk, er valt geen speld tussen te krijgen dat checkpoints soms mensen tegen houden die kwaad in de zin hadden. Vanwege de 600 checkpoints in de Westbank die hij en zijn collega’s bemannen zijn zoveel Palestijnen werkloos, op allerlei manieren beperkt, gefrustreerd etc. Met die shovels zoals die waarin de Palestijn reed, worden in Jeruzalem en op de Westbank regelmatig Palestijnse huizen verwoest- om ruimte te maken voor kolonisten, omdat ze geen bouwvergunning hadden (want die krijgen Palestijnen doorgaans niet). Een bewoner van een huis in Oost Jeruzalem met sloopbevel heeft vorige week zelf maar een shovel gehuurd om zijn huis neer te halen. Dan kan de Israëlische overheid de 26.000 shekel sloopkosten niet op hem verhalen.

Dinsdag na het weekend is het Poerim (in de synagoge wordt het verhaal van Esther voorlezen aan de in hilarische kostuums gehesen gemeenschap, en dronken worden is een mitzvah, een religieuze goede daad, kortom: soort Carnaval), en ik ga met Sytske naar een feestje. Vrolijke verkleden (seculiere) joden, open podium met hilarische optredens, dansvloer. Dan tikt iemand me op mijn schouder. Ik kijk om, blauwe ogen, een gezicht dat ik wel eens eerder heb gezien. Maar waar? Herken je me niet? vraagt de jongeman. Ik ben van het checkpoint, van afgelopen weekend. Wacht, ja, natuurlijk, stamel ik in opperste verbazing, die hij deelt: ik had niet verwacht jou op zo’n liberale plek tegen te komen, zegt hij. Werk je iedere dag bij het checkpoint, vraag ik bij gebrek aan betere tekst. Ja, dat doet hij. Hoe houd je dat vol?, vraag ik. Ik denk aan het geld, zegt ‘ie, en na een pauze, en omdat ik mijn volk wil beschermen.

Sytske ontmoet die avond een soldaat die in Gaza heeft gevochten. Ze stelt hem aan me voor- open blik, sombrero op zijn hoofd. Hij vraagt waar ik ben geweest is Gaza. Het is me om eerlijk te zijn te veel. Ik snap wel dat hij een jonge knul is onder het juk van de dienstplicht, van hoger hand kwam het bevel om naar Gaza te gaan, en nu staat hij daar, naar ik vermoed vol onverwerkte ervaringen, Poerim te vieren. Ik zou er wel meer over willen horen, maar heb nu geen ruimte in mijn hoofd.
Ik loop dus naar huis. Op straat de ongewone aanblik van aangeschoten mensen in het kostuum van orthodoxe joden, voor sommigen is het een verkleedkostuum, voor anderen hun dagelijkse kloffie.

Geen opmerkingen: