dinsdag 9 december 2008

subtiliteiten van taal

Met de trein reizen geeft me zo’n prettig gedistingeerd gevoel- treinen zijn mooi, bewegen zich sierlijk, en datzelfde spoor waarop ik nu rijdt, strekt zich uit tot Cairo, tot wie weet waar. Dus ging ik met de trein naar mijn afspraak in de buurt van Haifa, hoewel de trein hier bekend staat om z’n sukkeldrafje en het station bovendien in één van de uithoeken va de stad gevestigd is. Dat het heel rustig was op het station, was geen verrassing. Ik werd verwelkomd door de lanterfantende medewerker-van-de-roltrap die me doorverwees naar zijn collega van de kaartjesautomaat. Er was ook een balie, maar die was onbemand. Net als de NS is men hier overgegaan op automaten, en net als in Nederland weten bejaarden en buitenlanders niet hoe dat werkt. Anders dan in Nederland is daarom de voormalig baliezittende niet ontslagen, maar tewerkgesteld bij de automaat.
We vertrokken. De trein wentelde zich traag door het prachtige heuvellandschap ten noord-westen van Jeruzalem. Al snel knikkebolde ik. We deden stationnetjes aan in van die rommelige betonnen Israëlische stadjes. Het werd drukker in de trein. Naast me nam een moeder met twee meisjes plaats, tegenover me een student. De moeder deed telefonisch zaken door de telefoon, en was tegelijkertijd haar dochtertjes behulpzaam die al chips etend in slaap vielen (hoe kinderen dat doen: het handje met chips gaat naar de mond, terwijl de ogen al dicht vallen). Ik vroeg haar hoe ver het was van Haifa naar Ibilin, het Arabische stadje (in Israel) dat mijn uiteindelijke reisdoel was. Dat deed ik in het Arabisch, want dat was de taal waarin ze haar dochters vroeg of ze het warm genoeg hadden. Haar gezicht klaarde op, en haar ogen twinkelden toen ze antwoordde. Eenmaal in Haifa liep ik, hongerig, een bakker binnen en vroeg naar een busverbinding naar Ibilin. De bakkerij bleek in Arabische handen, en ook hier een verheugde reactie toen ik overschakelde van Hebreeuws naar Arabisch. (Waarin het noorden van Israel verschilt van Jeruzalem: hier is geen gescheiden Arabisch/Israelisch busvervoer, maar rijden Israëlische bussen ook naar Arabische dorpen. Het laat zien dat de verhoudingen hier iets minder op scherp staan.) Ook de man uit Hebron die bezig was het appartement onder ons te verbouwen en vorige week wist te voorkomen dat een kapotte kraan de boel bij ons onder water zette, was haast nog dankbaarder dan wij hem waren, dat twee dames in West Jeruzalem een woordje Arabisch ten beste gaven. Voorbeelden te over. Als ik het meisje bij de kassa in de supermarkt van de uni bedank in het Arabisch, glimlacht ze, maar kijkt ze ook haast beschaamd, alsof het niet netjes is hier zomaar Arabisch te praten.
Naast dat dit soort ervaringen oppeppers zijn voor mijn voornemen die taal enigszins onder de knie te krijgen, maakt het me er nog eens van bewust hoe zo’n gevoelig instrument taal is- en zeker hier. Ik weet dat ik me een andere en lenigere versie van mezelf voel als ik weer eens Nederlands kan spreken. Sytske (die in Beit Sahour bij de YWCA werkt, sytske.wordpress.com) strooit altijd gul met shukran’s, ilhamdullilah’s en andere Arabische kreten in West Jeruzalem. Mijn reactie is er in eerste instantie één van lichte schrik- oeps, verkeerde taal! Zij: het kan geenszins kwaad als joodse Israeliers ontdekken dat Arabisch ook gesproken wordt door lange blonde vrouwen- en gelijk heeft ze. Joodse Israëliërs (ik meen de helft van hen) voelen zich onprettig als ze Arabisch om zich heen horen, zo bleek uit onderzoek. Een Arabische vriend vertelde dat hij Engels spreekt met zijn vrienden als ze een restaurant in West Jeruzalem bezoeken. Zondag was ging ik met Ben naar het stadhuis om huiszaken te regelen (terloops warm water: check!, koelkast: check!, bed: check!, bureau: check!). De meeste medewerkers spreken Hebreeuws- Arabisch is officieel de tweede taal van het land, maar dat betekent niet dat je er overal mee terecht kunt. Niet alle Palestijnse inwoners van Jeruzalem zijn het Hebreeuws machtig (in het noorden is ook dat anders). Een gesluierde vrouw en haar dochter meldden zich bij de inlichtingenbalie. Ze werden doorverwezen naar Sami- Arabische naam- balie zus en zo. Nu maar hopen dat Sami de dienst verstrekt waarom zij kwamen. (Het spreekt nu eenmaal niet voor zich dat je het pand verlaat met de handtekening/ het formulier/ de informatie waarvoor je je vol goede moed meldde. Ben en ik hadden geluk: een zwartharige, groenogige en bovenal daadkrachtige dame ontfermde zich over onze zaak).
Andersom ligt het naar mijn ervaring iets anders: joden die op sabbat boodschappen doen in Oost Jeruzalem, worden in het Hebreeuws te woord gestaan. Toen ik een jonge vrouw de weg vroeg in Ibilin, begon ze automatisch in het Hebreeuws te antwoorden, en lachte toen ze dat ontdekte. Ook wat dat betreft is het noorden anders: de meeste Palestijnen daar, hebben Hebreeuws geleerd op school.
Hoe dan ook, je moedertaal is deel van je identiteit. En in dit land is de taal van de ander de taal van de overheerser, of de onbegrijpelijke, dreigend klinkende taal van een groep mensen die ook in jouw land wonen, maar die je niet helemaal vertrouwt. Net als de Palestijnse Israëliërs zelf, hoort hun taal niet bij wat dit land volgens velen wil zijn- een joodse staat- maar is een bedreiging daarvan. Dus is het, vermoed ik, erkenning, bevrijding, als een vreemdeling zich plots in je eigen taal tot je richt.

1 opmerking:

Anoniem zei

lieve Janneman R.,

je weblog hangt uitgeprint op ons toilet. blijf schrijven! en weet je wat? volgens mij wordt jij een geweldige intellectueel als je dat wilt. voor zover je dat nog niet bent natuurlijk.

veel plezier daar en mail snel je adres svp!

dikke zoen, Bob(br)