woensdag 24 december 2008

Kerstgroet

Een Kerstgroet uit Jeruzalem. Zou een mens op religieus gebied nou wijzer worden van een jaar Jeruzalem? Zou het beter Kerst vieren zijn hier? De Oude Stad biedt reusachtige opblaaskerstmannen, in huis heeft sympathiek genoeg joodse huisgenoot Ben dennengroen opgehangen (maar we hebben geen stofzuiger).
Ik was toe aan een lange wandeling. Een dagje op mijn eentje, buiten, genieten van het ritme van mijn stappen en van het ontdekken van nieuwe paden. Ik voel me altijd weer een beetje een achtjarige als ik zoiets doe. Toen was ik dol op zwerven en verdwalen, niet weten waar ik uit zou komen. Nu had ik wel een doel voor ogen: Hebron, de stad van aartsvader Abraham. Ik nam een busje van Damascus gate- een busje naar het zuiden dat via een settlerroad rijdt, zodat je het checkpoint haast ongemerkt passeert. Ik wilde geen soldaten zien, ik wilde Kerstgevoel. Ik zou wel zien hoe ik in Hebron zou komen- het ligt precies ten zuiden van Jeruzalem, dus erg moeilijk kon het niet zijn. Twee minuten, dan vertrekken we, zei de chauffeur toen ik ’s ochtends zeer vroeg het busje in stapte. Vertrouw op dat gebied nooit een Palestijn. Twintig minuten waren we nog niet op pad, en ik zat me te verbijten. Nee, geduldiger ben ik hier niet geworden. Er waren inmiddels twee bejaarde nonnen ingestapt, met passende wijze en vriendelijke uitstraling, die naar de Geboortekerk in Bethlehem gingen. Een duo vrienden stapte in, kennelijk op weg naar iets als een sociale werkplaats. De chauffeur deelde snoepjes uit (‘geef die buitenlandse ook wat’). De vrienden zongen liedjes, en babbelden links en rechts. Het was een prachtige bus met prachtige mensen, realiseerde ik me. Die gedachte bleek het prima uit te kunnen houden naast mijn ongeduld.
Eenmaal in Bethlehem besloot ik met de nonnen uit te stappen- de Geboortekerk is geen gek punt om te starte. Vanaf daar liep ik naar Beit Sahour, richting het oosten, zoals ik pas later bedacht. Ik kwam langs de herdersvelden, eerst de velden die door de Westerse kerken in ere worden gehouden, toen de oosters-orthodoxe, ach, ook toepasselijk. Vlakbij het settlement Tekoa (van Amos) nodigde een pater familias me op de koffie. Het was juist half elf, en ik zei gaarne toe. De familie verzamelde zich, er waren koffie, brood, olijven en kabbelende gesprekken over het weer, Nederland, de Westbank, de zegeningen van het huwelijk. Met een brood en een fles olijven in mijn tas ging ik weer op weg. Nog geen vijf minuten later stopte een legerauto naast me. Een energieke commandant sprong eruit, van zins de regie over mijn tocht in handen te nemen. Vijf ondergeschikten in de jeep sloegen het gesprek gade. De soldaat betoogde dat hij zich verplicht voelde mijn omzwervingen een halt toe te roepen. Er zou ieder moment een Palestijn kunnen opduiken, en die zou dan natuurlijk met stenen gaan gooien. Ik zei dat ik dacht dat het wel mee zou vallen, en maakte aanstalten om door te lopen. Hij belde een hogergeplaatste, die ik aan de lijn kreeg. Wat ik aan het doen was. Ik legde uit dat ik vaker in de Westbank heb gewandeld, en dat ik aan die tochten warme herinneringen heb. Aha!, zei hij, ik snap het al, jij bent zeker van een of andere humanitaire organisatie. Het klonk als: zo te horen ben jij één van die goedwillende, zachtaardige, doch verblinde en wereldvreemde zielen aan wie wij onze handen vol hebben. Later pas bedacht ik het antwoord: ja, daar zit wel wat in. Of je het een organisatie moet noemen, daarvan ben ik niet zeker, maar het heet het Koninkrijk van God, iedereen mag mee doen (maar laat dat machinegeweer ajb thuis), het timmert al een hele tijd aan de weg, met wisselend succes. En inderdaad, misschien komen we wat wereldvreemd over. Omdat we hoop niet zozeer ontlenen aan de tastbare dingen om ons heen (zo hoopvol zijn die niet op de Westbank), maar aan… tja, een kind een kribbe, die een rabbi werd die door deze heuvels trok. Een jonge vrouw die zingt van een andere wereld. En daarbij wil ik dan ook nog aantekenen dat dat juist niet wereldvreemd is. Het hele absurde verhaal van God die zichtbaar wordt in een kind is aanleiding om vol aandacht en waardering te zijn voor het aardse.
Maar goed. Ondertussen dreigde mijn tocht daar te eindigen- de soldaat was van plan me op een Israëlische bus naar Hebron of Jeruzalem te zetten. Ik had een beter idee: kon ik niet een Arabisch busje richting Hebron nemen? Prompt kwam er zo’n minibusje de hoek omzetten. De soldaat maande dat te stoppen, beval de chauffeur mij naar Hebron te brengen, en ik nam plaats tussen argwanende Palestijnen. Ik groette maar eens extra hartelijk. In het eerstvolgende plaatsje, de Arabische variant van Tekoa (van Amos), stapte ik uit (lopen? zei de chauffeur, maar je kunt gewoon meerijden-gratis!) en liep verder. Over steile heuvels, een settlement nooit ver weg, vriendelijke joden en Palestijnen ook niet, de muur ergens op de achtergrond. Zo is de realiteit.

Geen opmerkingen: