donderdag 10 april 2008

Zebabdeh



En toen was het een tijdje stil... Niet zozeer bij gebrek aan gebeurtenissen, eerder aan het juiste, rustige moment om ze op te schrijven. Maar zie, het joodse deel der natie maakt zich op om Pesach te vieren. Dat betekent zeven dagen feest, maar voor het zover is moeten de huizen der gelovigen gezuiverd worden van alles wat met gist verband zou kunnen houden. In de krant verschijnen artikelen over grote toeloop bij psychologen en -iaters en hoe toch heerlijk te koken. Ik houd me afzijdig van de schoonmaakwoede, maar geniet wel van twee weken college-vrij. Die wil ik benutten om de stand-van-zaken betreffende promotieonderzoek onder ogen te zien, en om naar Zebabdeh te wandelen.


Ik ging naar Zebabdeh om een grasveld te zien. Het veld in kwestie is aangekocht door Tabitha Ministries, een stichting waarvan ik deel uitmaak. We willen er een centrum voor kinderen buwen. Ik ging met Harry (kinderarts) die spreekuur ging houden in het ziekenhuisje en Matt (medestudent, maar opteert nu voor geneeskunde) en logeerde bij de Anglicaanse priester en zijn gezin. Zebabdeh was prachtig, mijn gastgezin fantastisch. Als ontbijt waren er pannenkoeken, en overeenkomstig de dynamiek van het gast-zijn werkte ik er zes naar binnen. Ondertussen hield Harry zijn spreekuur, terwijl Matt toe keek. Toen ik tegen tienen arriveerde, kwam het juist op gang. Een week geleden is de tijd een uur naar voren geschoven, maar in Zebabdeh went men daar maar langzaam aan. Een ziekenhuis is geen plek waar ik het erg goed doe, dus zocht ik de apotheekster op -een zeer assertieve Bethlehemse- en vermaakte haar en wachtenden door Arabische moppen te vertellen. Voor het klasje Arabisch moesten we die uit ons hoofd leren. Nu is Arabische humor werkelijk een ander genre, en er was slechts een grap waar ook Nederlanders de humor wel van in kunnen zien- mits men weet dat 'hondenzoon' ('iben kalb', waarbij 'kalb' hond is en 'iben' zoon) een scheldwoord is. Voor de liefhebber: Op een dag gaat een boer naar de markt om zijn twee honden te verkopen, aangezien hij geen geld meer heeft om zijn gezin te onderhouden. Een man komt op hem af en vraagt: 'Zeg, wat wil je hebben voor die honden?' De boer: 'De grote hond kost vijftig dinar, de kleine honderd.' De man: 'Wat zullen we nou krijgen? Waarom is die kleine duurder dan de grote?' 'Welnu,' antwoordt de boer, 'de grote hond is een hond, maar de kleine is een kalb iben kalb.


Voorafgaand aan de lunch maakte ik met Matt een wandeling door het dorpje. De Anglicaanse kerk, de katholieke, de moskee, daarnaast de slager met het dode hoofd van een koe in de etalage. Buiten het dorpje is het nog rustiger. Een auto met uitgelaten jongeren passeert. Zebabdeh. Het is het meervoud van zibde, roomboter, en vandaag, tussen deze groene heuvels is die naam goed te begrijpen. Voor het eerst in dit land voel ik me een beetje zoals toen ik in Spanje wandelde. Weinig anders aan je hoofd dan de vraag waar die avond je bed zal staan. Ik zuchtte, en bedacht me dat ik ontzettend veel zin heb me zo te voelen.

Na de lunch arriveert onze taxichauffeur. Met volle magen stappen we in. Het licht van de zon wordt al zachter, opnieuw rijden we door dat pastorale landschap van heuvels die steiler worden naarmate we Jeruzalem naderen. Ook de nederzettingen op de toppen van de heuvels nemen toe, jeugdige kolonisten staan liftend langs de weg. Problemen passen niet bij dit licht. De checkpoints niet, de torens van waaruit de militairen de Arabische dorpjes in de gaten houden niet. Wandelen, dat zou nu een goed idee zijn. Over de heuvels, door de dorpjes, niets aan het hoofd. Terug in Jeruzalem koop ik direct een kaart. Yalla!

Geen opmerkingen: